zaterdag 23 januari 2010

Wichelroede lopen

Vanochtend, tijdens het ontbijt, hoorden mijn zonen en ik het nieuws van een Brit die was opgepakt en vastgezet vanwege de verkoop van nep-bomdetectoren. We moesten er hartelijk om lachen. Onmiddellijk ontspon zich een geanimeerd gesprek over wichelroede lopen. Wat voor mensen zijn zo dom dat ze geloven dat een stok in hun handen gaat bewegen in de nabijheid van water? En dus ook, wat voor regeringen zijn zo dom dat ze een nep-bomdetector kopen? Ik legde mijn zonen uit dat de nep-bomdetector in werkelijkheid waarschijnlijk een metaaldetector was, of een warmtedetector, en dus wel iets op kon sporen, maar niet exclusief bommen. Tijdens een demonstratie zou de bomdetector glansrijk slagen, maar in praktijk had je er weinig aan.
Ik had beter moeten weten. Na het ontbijt zocht ik het nieuwsbericht van de NOS op, en de uiteindelijke bron bij de BBC. Ik schrok. De bomdetector verschilde in helemaal niets van een wichelroede! De beelden en verhalen op de site van de BBC waren bijna te lachwekkend om waar te zijn. De BBC schrijft:
Het apparaat wordt verkocht door Jim McCormick, vanuit kantoren op het platteland van Somerset, Engeland. De werking van de ADE-651 detector is nog nooit wetenschappelijk aangetoond. Er zitten geen batterijen of accu in, en het bestaat uit een draaibare antenne gemonteerd op een scharnier op een soort handgreep. Critici hebben het al vergeleken met een veredelde wichelroede. McCormick vertelde de BBC in een eerder interview dat “de theorie achter wichelroedelopen en de theorie achter de manier waarop we eigenlijk bommen opsporen zeer sterk overeenkomen.”
In de handleiding van het apparaat staat dat het zelfs kan worden gebruikt om olifanten, mensen en honderd-dollarbiljetten op te sporen.
Het apparaat werkt op een soort creditkaart waarop een antidiefstalstrip zit, dezelfde als die door winkeleigenaren op producten wordt aangebracht. Volgens Markus Kuhn van het computerlaboratorium van de Universiteit van Cambridge is het onmogelijk dat het apparaat ook maar iets kan ontdekken. Ik ben in deze materie veel minder geschoold dan Kuhn, maar u mag ook van mij rustig aannemen dat dit apparaat nog geen atoombom detecteert. “De regering van Irak heeft 85 miljoen dollar uitgegeven aan de ADE-651.” De antidiefstalstrips kosten 5 cent, de apparaten 40.000 dollar per stuk. Hilarisch! McCormick is dus geenszins gek!
Vorige maand werd de ADE-651 nog verdedigd door een hoge Iraakse officier verantwoordelijk voor de opsporing van bommen. Generaal-majoor Jehad al-Jabiri verscheen samen met McCormick op een persconferentie na de golf van aanslagen in december, hij zei dat hij meer van bommen wist dan de Amerikanen. “Of het nu magie is of wetenschap, waar het mij om gaat is dat het bommen detecteert,” aldus Jehad al-Jabiri.
Volgens Sidney Alford, een toonaangevende explosievenexpert die het leger adviseert, is de verkoop van de ADE-651 “absoluut immoreel. Het zou kunnen leiden tot tientallen, zo niet honderden doden.” Dat ben ik niet met hem eens. Althans, ik ben het vooral niet met Alford eens dat de verkoop immoreel is.
Onze economie draait namelijk voor een belangrijk deel op de verkoop van onzin onderbouwd met onzinnige claims. Ieder homeopathisch middel is onzin. Veel therapieën zijn onzin. Bijna alle gezondheidsmiddeltjes zijn onzin. Alle diëten zijn onzin. Zelfhulpboeken zijn onzin. Anti-aging is onzin. The Secret is aan waanzin grenzende onzin. We kijken naar de psycho-onzin van de Rode Kamer. Religies en sekten drijven op onzin. Veel groenproducten en groene claims vallen in de categorie onzin, of tenminste de categorie zinloos. Veilige auto’s zijn onzin. Kortom, haal de onzin uit onze handel, en je houdt niet veel meer dan brood en boerenkool over.
Maar kennelijk worden we gelukkiger van die handel in onzin. Dus uit het feit dat iets onzin of onzinnig is, mag niet worden afgeleid dat de verkoop ervan immoreel is. Laat ik een voorbeeld uitwerken. Homeopathische middeltjes zijn aantoonbare onzin. Wetenschappelijk gezien genezen ze niet. De werking ervan berust op het placebo-effect: Geloven in de werking van een middel, bevordert de genezing van de kwaal. Onzin, maar geneeskrachtige onzin. Daarom moet de onzin van homeopathie ook niet te breed worden uitgemeten in de media. Daardoor zouden mensen er immers minder in gaan geloven, en zou de werking van homeopathische middeltjes verminderen.
Terug naar de ADE-651, en de vraag wanneer een bomdetector werkt. Ik zou de volgende stelling willen verdedigen: Een bomdetector als de ADE-651 werkt als terroristen geloven dat ie werkt. Dus de ADE-651 zal zeker aanslagen hebben voorkomen. Het apparaat is ondoorgrondelijk, en juist die ondoorgrondelijkheid zorgt voor de werking. Terroristen die geloven in de ADE-651 zullen de controleposten vermijden waar het apparaat wordt ingezet. Zolang politie en leger het volste vertrouwen in het apparaat uitstralen, zolang zullen terroristen omwegen zoeken die ze ook zouden zoeken als het apparaat wel werkte. Kortom, omdat er mensenlevens op het spel staan moeten sceptici in dit geval hun mond stijf dichthouden.
Maar dat gebeurde niet:
Twijfels over het gebruik van wichelroedes om bommen op te sporen werden voor het eerst opgeworpen door de Amerikaanse scepticus James Randi. Randi heeft tegenover de BBC bevestigd dat hij nog steeds een miljoen dollar aan McCormick biedt als hij kan bewijzen dat de ADE-651 werkt. In 1995 luidden het Sandia laboratorium en de FBI de noodklok over een vergelijkbaar apparaat, de Quadro Tracker, dat zij omschreven als “oplichterij”. De FBI waarschuwde: “Alle instanties moeten onmiddellijk stoppen met het gebruik van dit apparaat.” In 1999 trok de FBI weer aan de bel: “Waarschuwing! Gebruik geen nep-bomdetectoren.”
Wat een slechte vorm van oorlogsvoering is dit… Eén keertje James Bond kijken en je weet dat terroristen nooit mogen weten dat wij weten dat zij niet weten wat wij weten, namelijk dat de ADE-651 niet werkt. Natuurlijk zouden de terroristen op een gegeven moment op eigen intellectuele kracht de ADE-651 hebben ontmaskerd (net zoals de meeste mensen er op een keer achter komen dat homeopathie niet werkt), maar het is immoreel om ze daarbij te helpen. McGormick had in stilte moeten worden afgevoerd, zijn apparaten vernietigd, en tien jaar later had Forsyth er een thriller over geschreven. Zo pak je dit soort zaken aan. Door McGormick nu als een boef af te schilderen verdoezelen we het feit dat we in een onzincultuur leven, waarin onzin gewoon aan vriend en vijand mag worden verkocht.
De grootste schok is wellicht dat de terroristen rationeler waren dan wij, en ons daardoor ongehinderd een gevoelige klap konden toebrengen.

vrijdag 15 januari 2010

Joshua Bell bespeelt ons brein

Het volgende verhaal bereikte mij via de mail:

Perceptie, iets om over na te denken...

Washington, DC, het metrostation op een koude januari ochtend in 2007. De man met viool speelde zes stukken van Bach gedurende ongeveer drie kwartier. Tweeduizend mensen passeerden het station, de meesten op weg naar hun werk. Na drie minuten viel het een man van middelbare leeftijd op dat er een muzikant aan het spelen was. Hij begon wat langzamer te lopen, stopte een paar seconden om zich daarna naar zijn afspraak te snellen.
4 minuten later:
De violist ontving zijn eerste dollar. Een vrouw wierp het geld in de hoed, en liep, zonder te stoppen, door.
6 minuten:
Een jongeman leunde tegen een muur om naar hem te luisteren, daarna keek hij op zijn horloge en liep door.
10 minuten:
Een jongetje van drie stopte, maar zijn moeder trok hem gehaast met zich mee. Het kind stopte om nog eens naar de violist te kijken, maar zijn moeder duwde hem stevig voort en het kind liep, telkens omkijkend, door. Dit tafereel herhaalde zich enkele malen met andere kinderen. Zonder uitzondering dwongen alle ouders hun kind snel door te lopen.
45 minuten:
De muzikant speelde voortdurend. Slechts zes mensen stopten en luisterden gedurende een korte tijd. Ongeveer twintig mensen gaven geld, maar liepen ondertussen op gewone snelheid door. De man verzamelde in totaal 32 dollar.
1 uur:
Hij was klaar met spelen. Het werd weer stil. Niemand merkte het op. Geen applaus, geen erkenning.
Niemand wist het, maar de violist was Joshua Bell, een van de grootste musici ter wereld. Hij speelde een van de meest complexe stukken ooit gecomponeerd, op een viool van 3,5 miljoen dollar. Twee dagen tevoren speelde Joshua Bell voor een uitverkocht theater in Boston waar een stoel gemiddeld 100 dollar kost.
Dit is een waar gebeurd verhaal. Joshua Bell incognito aan het spelen in een metrostation was georganiseerd door de Washington Post als onderdeel van een sociaal experiment over perceptie, smaak en de prioriteiten van mensen. De vraag waar het om draaide: herkennen we schoonheid in een alledaagse omgeving, op een ongebruikelijk tijdstip? Stoppen we om het te kunnen waarderen? Herkennen we talent in een onverwachte context?
Een mogelijke conclusie die we uit dit experiment zouden kunnen trekken is de volgende: als we ons niet de tijd gunnen om te stoppen en te luisteren naar een van de beste musici in de wereld, die de prachtigste muziek speelt ooit gecomponeerd, met een van de mooiste instrumenten ooit gebouwd… Hoeveel valt ons dan nog meer niet op?
Het bovenstaande verhaal is aangedikt. Er kwamen bijvoorbeeld slechts duizend mensen voorbij, en er bleven wel degelijk mensen staan om te kijken. Een vrouw herkende hem. “Ik zag u in de Library of Congress…” De volgende video geeft een betere indruk van wat er gebeurde (en de verdere details staan in de Washington Post):



Zelfs als we het verhaal voor waar aannemen, dan nog is de gevolgtrekking hierboven (
Hoeveel valt ons dan nog meer niet op?) te gemakkelijk. Merkten de voorbijgangers echt niet op dat hier prachtige muziek werd gespeeld? Stel, we hadden ze bij aankomst op hun werk als collega gevraagd: “Heb jij ook die virtuoze violist gezien?” Wat zouden ze dan hebben geantwoord?
Onze hersenen hebben geen hoogste instantie die de beslissing neemt om te blijven staan en te luisteren. Het idee van een ultieme opmerker, een finale beslisser, de wil, is een waanidee. In onze hersenen zijn allerlei verschillende gebieden naast elkaar actief. Het ene gebied meer dan het andere. Sommige gebieden versterken elkaar. Andere gebieden onderdrukken elkaar. Wat we doen, hoe we handelen, hangt af van welk gebied de overhand krijgt. Dat kan doordat de activiteit in dit gebied het sterkst is, of doordat de activiteit in andere gebieden is verzwakt. William James heeft dit proces mooi beschreven als het gaat om het opstaan uit een warm bed in een koude kamer:
A fortunate laps of consciousness occurs; we forget both the warmth and the cold; we fall into some revery connected with the day’s life, in the course of which the idea flashes across us, “Hollo, I must lie here no longer” – an idea which at that lucky instant awakens no contradictory or paralyzing suggestions; and consequently produces immediately its appropriate motor effects.
William James, 1890, Principles of Psychology, geciteerd en verder uitgelegd door Kolk (zie onderaan).
Een idee dat actief wordt staat bij James gelijk aan de motorische actie die bij dat idee hoort. “Dit zeer centrale principe in de psychologie van de wil noemt James het principe van ideomotor action.” (Kolk, p. 141). Naast een ideomotorisch idee dat de overhand krijgt is er dan niet nog een aanvullend wilsbesluit nodig.

Hoe werkt het nu bij de passanten van Joshua Bell? In hun geest hadden de ideeën die samenhangen met het spitsuur het voor het zeggen. Ze snelden naar hun trein of naar hun werkplek. Natuurlijk hoorden ze de muziek. Natuurlijk herkenden velen de virtuositeit. Maar deze ideeën kregen niet de overhand. Daarom stopten ze niet om te luisteren. Het haastig doorlopen was net iets sterker dan het warme Bach-bad. Ze hoorden prachtige muziek, herkenden het soms zelfs als Bach, maar stonden er niet bij stil.
Behalve dan die ene vrouw. In tegenstelling tot alle andere passanten had zij Joshua Bell zien optreden. Bij haar was de activiteit van ideomotorische complexen net iets anders dan bij de overige passanten. Want “het optreden was fantastisch”, en nog steeds waren de bij het concert behorende ideeën in haar geest actief. Bij haar kwam Bell net zo binnen als bij alle andere passanten. Maar de aanblik van Bell raakte verbonden met de herinneringen aan het concert, en die dubbele activiteit was sterk genoeg om concurrerende ideeën, zoals werktijden en haast, op de achtergrond te drukken. Dus bleef ze staan om te luisteren, en haar bewondering uit te spreken.
Haar bewustzijn verschilt sterk van de andere passanten, maar haar hersenen nauwelijks (als ik aanneem dat ook zij gehaast op weg is naar haar werk). In haar hersenen zijn dezelfde ideeën actief als in de hersenen van alle andere forenzen. Maar zij stopt en kijkt naar Bell, omdat haar Bell/Bach-gebieden een lichte voorsprong hadden. Wel of niet stoppen is geen kwestie van een wilsbesluit, maar van een relatie tussen de buitenwereld en toevalligheden in het brein. Nu staat zij te kijken, de klanken van Bach onderdrukken de ideomotoriek van haar forenszijn. Als Joshua Bell stopt met spelen, zal zij gewoon haar weg vervolgen.
Ja, we herkennen schoonheid altijd. Ja, vaak we wenden ons hoofd, al is het slechts licht. Maar nee, we stoppen niet altijd. Waarom zouden we? Een vrijgezelle vrouw op zoek naar een muzikale man zou stoppen. Een vioolbouwer zou stoppen. Een organisator van klassieke muziekfestivals zou stoppen. Een componist zou stoppen. Of we stoppen hangt af van de rekruten die Bach en Bell in ons hoofd aantreffen. We herkennen schoonheid altijd, alleen soms trekt de rest van de wereld harder.

zondag 10 januari 2010

De genialiteit van Descartes

Organismen gaan vooraf aan zenuwstelsels. Dit lijkt een open deur, zeker na een jaar vol lezingen over evolutie, maar niets is minder waar. In veel hedendaagse neurologische (en neuro-filosofische of neuro-psychologische) geschriften is het eerder andersom. Daarin staat het lichaam ten dienste van de hersenen. De hersenen bedenken of berekenen wat er moet gebeuren, waarna een signaal aan het lichaam wordt gegeven om een en ander uit te voeren. En ook andersom. Signalen van de zintuigen en propriocepsis zijn er om de hersenen te informeren. Zeker als het mensen betreft wordt er geschreven alsof het belangrijkste element van het leven zich tussen de oren bevindt. De hersenen staan centraal.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat René Descartes de filosoof is die het meest als kop van jut wordt gebruikt. Descartes bracht een scherp onderscheid aan tussen lichaam en geest. Ze behoorden in zijn filosofie tot verschillende werelden. Slechts op één oneindig klein punt ergens diep in de hersenen raakten lichaam en geest elkaar. Als opwarming of vingeroefening beginnen veel schrijvers daarom met het verwerpen van dit ridicule uitgangspunt, deze vergissing van Descartes. Niemand, een paar religieuze fanatici daargelaten, gelooft nog in een apart Rijk van de Geest. De geest bevindt zich in de hersenen, en hersenen zijn net zo materieel als het lichaam.
De ironie van deze potsierlijke verwerpingen is dat hiermee het sterkste inzicht van Descartes terzijde wordt geschoven. Volgens Descartes was het namelijk onzin om te zeggen dat de menselijke geest zetelt in de hersenen, omdat geest, denken of bewustzijn niet gelokaliseerd kunnen worden zoals een hart, nieren, lever, of hersenen. De methoden en technieken waarmee we natuurwetenschappelijke verschijnselen bestuderen zijn niet geschikt om geestesverschijnselen aan onderzoek te onderwerpen. Hiermee nam Descartes afstand van het middeleeuwse, maar nog immer populaire idee dat geesten zich ergens bevinden, zich kunnen verplaatsen (rondspoken) of een andere vorm aan kunnen nemen. Materie is te lokaliseren, kan op andere plaatsen terecht komen en andere vormen aannemen. Geest niet. Dat inzicht van Descartes zouden we moeten koesteren.
Maar dat doen we niet. Twee gedachte-experimenten uit de afgelopen decennia laten zien dat we de menselijke geest zonder aarzelen vereenzelvigen met de hersenen. Ik zal ze hier bespreken om u te laten voelen hoe stevig het precartesiaanse idee van een lokaliseerbare geest in ons denken is geworteld.

Het eerste gedachte-experiment is dat van de hersentransplantatie. Stel, ’s nachts, zonder dat u het merkt, worden uw hersenen verwijderd en overgeplant in een ander lichaam. In films is dat, om het geheel nog wat dramatischer te maken, altijd een lichaam van het andere geslacht. Zenuwbanen worden keurig aangesloten. Dan ontwaakt u. Wat ervaart u? Schrikt u, omdat u wakker wordt in een ander lichaam, een lichaam dat u volkomen vreemd is? Een heftige en verwarde paniek: “Deze geslachtsorganen zijn niet van mij!”? Als we populaire films mogen geloven is dit precies wat er zou gebeuren. Maar is het beeld dat deze films geven wel juist? Stel dat inderdaad de zenuwbanen keurig zijn aangesloten. Zou het effect dan niet veel milder kunnen zijn? U bekijkt uw handen, raakt uw gezicht aan, en stelt vast dat het anders is dan u zich meent te herinneren, maar tegelijkertijd voelt het zeer vertrouwd. En omdat het zo vertrouwd voelt, twijfelt u aan uw geheugen, en niet aan uw lichaam. Is dit scenario niet minstens zo waarschijnlijk?

Het andere gedachte-experiment is dat van een brein in een vat. Stel, uw brein drijft in een vat met een voedende zoutoplossing. De bloedtoevoer en -afvoer is geregeld middels een speciaal aangepaste hart-longmachine. De zenuwbanen die uw brein binnenkomen en verlaten zijn aangesloten op een computer waarop een programma draait dat de wereld simuleert. Althans, dat computerprogramma geeft uw zenuwbanen dezelfde input die ze zouden krijgen als u tegen de harde koude wind in door de sneeuw zou fietsen, de koptelefoon van uw mobieltje in uw oren, om te luisteren naar het verslag van de laatste ritten op de vijf kilometer. Ervaart u op dat moment hetzelfde als wat u zou ervaren als u daadwerkelijk op de fiets zou zitten? Voelt u de koude wind uw, niet bestaande, gezicht teisteren? Of gebeurt er iets heel anders, en voelt u niets? Meent u op een vage manier te weten dat u op de fiets zit, zonder dat u het gevoel heeft op de fiets te zitten? Is uw ervaring vergelijkbaar mijn ervaring van het feit dat ik mij met een duizelingwekkende vaart in een slingerbaan rond de zon beweeg, meer een weten dan een voelen? Dooft uw bewustzijn uit, en blijft er iets ongrijpbaars over wat we voor het gemak maar aanduiden als cognitie, een mogelijkheid om correcte antwoorden te geven op vragen van verbijsterde omstanders?
Onze intuïties over hersentransplantaties en breinen in vaten laten zien dat we het bewustzijn al te gemakkelijk lokaliseren. De praktijk is namelijk weerbarstiger. In de praktijk vallen hersenen en bewustzijn niet zomaar samen.

Er zijn gevallen bekend van mensen waarbij pas op latere leeftijd werd ontdekt dat ze slechts beschikken over één hersenhelft (hemisfeer). In de daaraan voorafgaande jaren klaagde noch de persoon zelf, noch de omgeving over een half bewustzijn. En zelfs als een hersenhelft op latere leeftijd wordt verwijderd (hemisfeerectomie), lijken de gevolgen voor het bewustzijn minimaal of zelfs helemaal afwezig. Neurochirurg John Freeman van de John Hopkins Universiteit in de Verenigde Staten voert deze operatie in zeldzame gevallen uit, om de nog ernstigere gevolgen van steeds terugkerende epilepsieaanvallen te voorkomen. In de Scientific American verklaart hij dat onderzoek laat zien dat kinderen die een hemisfeerectomie hebben ondergaan zelfs beter gaan presteren op school doordat de epilepsieaanvallen uitblijven. “De een werd bowlingkampioen van haar klas, een ander schaakkampioen van zijn staat, en nog weer anderen doen het prima binnen het onderwijs,” aldus Freeman.
Natuurlijk heeft de operatie ook nadelen: “Je kan lopen, rennen – sommigen zelfs dansen of springen – maar het gebruik van de hand die bij de verwijderde hemisfeer hoort gaat verloren. De arm functioneert nauwelijks en je verliest het blikveld aan die kant.” Maar met die nadelen valt leven als het alternatief iedere tien minuten een epileptische aanval is. Een moeder vertelt in The New Yorker: “Mijn zoon onderging een hemisfeerectomie bij Dr. Mathern van UCLA toen hij acht jaar oud was, en hij doet het wonderbaarlijk goed… Hij is nu zestien, is een gemiddelde leerling en zit in het tennisteam van zijn school… Hij heeft een geweldige persoonlijkheid en het lijkt echt beter met hem te gaan sinds de operatie.”
Als het mogelijk is om een hemisfeer operatief te verwijderen zonder dat daarmee denken en bewustzijn verdwijnt, wat wordt er dan bedoeld als we zeggen dat het bewustzijn zetelt in de hersenen? Waarom zetten we de hersenen dan zo centraal bij het denken over bewustzijn? Wellicht omdat we dachten dat Descartes er naast zat toen hij schreef dat lichaam en geest twee verschillende substanties zijn? En omdat we daarna bedachten dat er slechts één substantie is, materie. En we dus de conclusie trokken dat geest ook materie moet zijn. En waar anders kan de geest zitten dan in de hersenen? Was dat een vergissing van Descartes alleen? Of vergissen wij ons ook, als ons gevoel zegt dat onze hersenen vooraf gaan aan het lichaam, het organisme?
Waarom verbazen we ons zo over de plasticiteit van hersenen? Zouden we ons niet veel eerder moeten verbazen over de plasticiteit van ons lichaam, dat kennelijk ook bewustzijn kan voortbrengen met een minimum aan neuraal weefsel?


• Voor de volledigheid hier de tekst die staat bij de onderste foto:

Clinical Picture
The Lancet, 359, February 6, 2002
Half a brain
Johannes Borgstein
Caroline Grootendorst
This 7-year-old girl had a hemispherectomy at the age of 3 for Rasmussen syndrome (chronic focal encephalitis). Intractable epilepsy had already led to right-sided hemiplegia and severe regression of language skills. Though the dominant hemisphere was removed, with its language centres and the motor control for the left side of her body, the child is fully bilingual in Turkish and Dutch, while even her hemiplegia has partially recovered and is only noticeable by a slight spasticity of her left arm and leg. She leads an otherwise normal life.
University Hospital Rotterdam, 3015 GL Rotterdam, Netherlands


• Teksten waarnaar verwezen is, en om verder te lezen:

The New Yorker: The Deepest Cut

dinsdag 5 januari 2010

Monteurs, ingenieurs & filosofen

Het verdient aanbeveling om nog eens goed na te denken over de slagzin van het laboratorium van Heike Kamerlingh Onnes: Door meten tot weten. Want let op, de slagzin was uitdrukkelijk niet: Meten = Weten. Tussen meten en weten bevinden zich namelijk wetenschappelijke concepten, wiskundige noties, rekenkundige principes en onuitgesproken vooronderstellingen. Doorbraken op het gebied van perceptie, dieper inzicht in cognitie en onderzoek naar bewustzijn zijn op dit moment meer afhankelijk van conceptuele vernieuwingen dan van verdergaande metingen. Het wachten is dus op de komst van creatieve neurofilosofen, aldus bijvoorbeeld Michael Gazzaniga. Tot die tijd hopen we dat onderzoekers met hun scanners steeds meer onverklaarbare feiten aandragen, zodat de verwarring toeneemt en in brede neurowetenschappelijke kring het besef postvat dat scannen nog geen weten is.

Bovenstaande is de conclusie van een essay dat te lang is om in een blog te plaatsen. Klik hier voor het hele essay (op SCRIBD).

Mensen minder slim dan gedacht

(ANP) GRONINGEN - Mensen zijn wel intelligent, maar lang niet zo slim als ze zelf denken. Vooral hun sociale gedrag wordt flink overschat, terwijl een computermodel aantoont dat er nauwelijks een rationele gedachtegang ten grondslag ligt aan de handelwijze van mensen.
Dat stelt filosofisch bioloog Hünneman van onderzoeksgroep Gedachtenrijk in Groningen. Hünneman onderzocht het roddelgedrag van mensen, wat door andere wetenschappers vaak wordt opgevat als een bewijs dat mensen kunnen ‘denken’ in termen van winst, verlies en sociale patronen. Mensen zouden daarvoor hun intelligentie gebruiken en heel berekenend zijn.
Volgens Hünneman roddelen mensen echter vanzelf met de dichtstbijzijnde persoon, vooral als ze bang zijn om in een conflict te verliezen. Het gaat nauwelijks om bewust gedrag en van bedachte ruilhandel of verzoening hoeft al helemaal geen sprake te zijn, aldus de filosofisch bioloog. ‘Mensen roddelen met elkaar omdat ze nu eenmaal andere met andere mensen willen roddelen’, aldus Hünneman.
Het door zijn onderzoeksgroep ontwikkelde computermodel is ook geschikt om inzicht te krijgen in het groepsgedrag van andere dieren, bijvoorbeeld het vlooigedrag van apen, aldus een woordvoerder van Gedachtenrijk.