Hieronder de eerste aflevering van een aantal pogingen waarin ik het filosofisch externalisme probeer uit te leggen. In dit artikel zijn alle namen aan te klikken en ook zoveel mogelijk de vaktermen. Woorden als 'bewustzijn', 'intentionaliteit' en 'geest' gebruik ik door elkaar.
Er is een heel eenvoudige argumentatie te geven voor externalisme:
(1) Daniel Dennett heeft gelijk. De hersenen zijn een informatie verwerkend systeem. Dat wil zeggen, de hersenen zijn het equivalent van een Turingmachine, een lang papieren lint met nullen en enen dat onder een schrijf-, wis- en herschrijfkop doorschuift volgens uiterst eenvoudige machine-instructies. De hersenen voeren evenzo slechts berekeningen uit. Ieder neuron doet niet meer dan een eenvoudige optelling maken van inkomende signalen en een signaal afgeven als een drempelwaarde wordt overschreden. Voor alle duidelijkheid, in de hersenen gebeurt dit massaal en parallel, maar dit maakt geen principieel verschil. Het blijft rekenen. (Bewustzijn is volgens Dennett een gevolg van deze rekenkundige hersenactiviteit.)
(2) John Searle heeft gelijk. Een systeem dat niet meer is dan het equivalent van een Turingmachine kan nooit bewustzijn, intentionaliteit, qualia, en dergelijke voortbrengen. Dit volgt rechtstreeks uit het Chinese kamer gedachte-experiment van Searle. De persoon in de Chinese kamer geeft begrijpelijke antwoorden, zonder zelf iets van het Chinees te begrijpen. Computers voeren ingewikkelde berekeningen uit, maar daaruit kan nooit bewustzijn of intentionaliteit ontstaan.
Op het eerste gezicht lijken (1) en (2) met elkaar in tegenspraak te zijn. Searle en Dennett kunnen niet allebei gelijk hebben.
Dennett heeft hieruit de conclusie getrokken dat Searle de kracht van een massale parallelle Turingmachine onderschat. Mits het computerprogramma of de reeks instructies doorwrocht en uitgebreid genoeg is, zal een Turingmachine intentionaliteit (‘geestelijkheid’) verkrijgen. Searle heeft volgens Dennett vooral een gebrek aan voorstellingsvermogen.
Searle, daarentegen, trok uit de vermeende tegenspraak de conclusie dat er in de hersenen meer aan de hand moet zijn dan slechts informatieverwerking. Het blijft echter onduidelijk waarin dit surplus gelegen kan zijn. Searle bracht speciale biologische eigenschappen, quantummechanica en ontologische subjectiviteit naar voren als mogelijke lapmiddelen. Dennett was volgens hem een dogmatisch fysicalist.
Maar (1) en (2) lijken slechts met elkaar in tegenspraak te zijn. Stel nu eens dat de hersenen inderdaad niet meer zijn dan een complexe rekenmachine, en stel nu ook eens dat een complexe rekenmachine nooit genoeg is voor bewustzijn, dan volgt daaruit dat de hersenen niet voldoende zijn voor bewustzijn. Met andere woorden, voor bewustzijn zijn hersenen noodzakelijk, maar niet voldoende. Dat idee vormt het uitgangspunt voor externalisme.
Dus:
(1) De hersenen zijn een informatieverwerkend systeem.
(2) Een informatieverwerkend systeem kan geen bewustzijn voortbrengen.
(3) Een menselijke geest is onlosmakelijk met bewustzijn verbonden.
Dus:
(4) Menselijke hersenen zijn niet voldoende voor een menselijke geest.
Uiteraard verschilt deze conclusie nauwelijks van de conclusie die René Descartes trok, en die tot zijn dualistische opvatting leidde. Het verschil is dat waar Descartes materie aanvulde met geest, externalisme de hersenen aanvult met de rest van het organisme en de omgeving. Bewustzijn ontstaat als een informatieverwerkend systeem in relatie komt te staan met een lijf en omgeving waarop de informatie betrekking heeft, of kan hebben. Anders geformuleerd, als breinactiviteit in verband komt te staan met van alles wat buiten dat brein ligt, dan kan er bewustzijn ontstaan.
Ik zal hier niet ingaan op de lastige vraag hoe dat verband tussen brein, lijf en omgeving er precies uit moet zien. Maar let op, het idee dat het om een fysieke wisselwerking zou gaan is niet voldoende. Ieder organisme, zelfs een eencellige, heeft een wisselwerking met zijn omgeving, maar niet ieder organisme heeft een geest (dat laatste is althans mijn uitgangspunt). Daarnaast behelst een wisselwerking niet meer dan een informatiestroom van de omgeving naar het organisme en terug, en ik ben het met Searle eens dat informatiestromen niet voldoende zijn voor het ontstaan van een geest.
Samengevat:
(1) De hersenen, ook in wisselwerking met de omgeving, zijn een informatieverwerkend systeem.
(2) Informatieverwerkende systemen geplaatst in informatiestromen zijn niet voldoende voor bewustzijn.
(3) Hersenen zijn derhalve niet voldoende voor bewustzijn.
(4) Descartes had gelijk, intentionaliteit en bewustzijn zijn niet in de hersenen te lokaliseren.
(5) Dus, bewustzijn moet buiten de hersenen worden gelokaliseerd (Descartes), of bewustzijn is niet te lokaliseren (Mark Rowlands).
Er is een heel eenvoudige argumentatie te geven voor externalisme:
(1) Daniel Dennett heeft gelijk. De hersenen zijn een informatie verwerkend systeem. Dat wil zeggen, de hersenen zijn het equivalent van een Turingmachine, een lang papieren lint met nullen en enen dat onder een schrijf-, wis- en herschrijfkop doorschuift volgens uiterst eenvoudige machine-instructies. De hersenen voeren evenzo slechts berekeningen uit. Ieder neuron doet niet meer dan een eenvoudige optelling maken van inkomende signalen en een signaal afgeven als een drempelwaarde wordt overschreden. Voor alle duidelijkheid, in de hersenen gebeurt dit massaal en parallel, maar dit maakt geen principieel verschil. Het blijft rekenen. (Bewustzijn is volgens Dennett een gevolg van deze rekenkundige hersenactiviteit.)
(2) John Searle heeft gelijk. Een systeem dat niet meer is dan het equivalent van een Turingmachine kan nooit bewustzijn, intentionaliteit, qualia, en dergelijke voortbrengen. Dit volgt rechtstreeks uit het Chinese kamer gedachte-experiment van Searle. De persoon in de Chinese kamer geeft begrijpelijke antwoorden, zonder zelf iets van het Chinees te begrijpen. Computers voeren ingewikkelde berekeningen uit, maar daaruit kan nooit bewustzijn of intentionaliteit ontstaan.
Op het eerste gezicht lijken (1) en (2) met elkaar in tegenspraak te zijn. Searle en Dennett kunnen niet allebei gelijk hebben.
Dennett heeft hieruit de conclusie getrokken dat Searle de kracht van een massale parallelle Turingmachine onderschat. Mits het computerprogramma of de reeks instructies doorwrocht en uitgebreid genoeg is, zal een Turingmachine intentionaliteit (‘geestelijkheid’) verkrijgen. Searle heeft volgens Dennett vooral een gebrek aan voorstellingsvermogen.
Searle, daarentegen, trok uit de vermeende tegenspraak de conclusie dat er in de hersenen meer aan de hand moet zijn dan slechts informatieverwerking. Het blijft echter onduidelijk waarin dit surplus gelegen kan zijn. Searle bracht speciale biologische eigenschappen, quantummechanica en ontologische subjectiviteit naar voren als mogelijke lapmiddelen. Dennett was volgens hem een dogmatisch fysicalist.
Maar (1) en (2) lijken slechts met elkaar in tegenspraak te zijn. Stel nu eens dat de hersenen inderdaad niet meer zijn dan een complexe rekenmachine, en stel nu ook eens dat een complexe rekenmachine nooit genoeg is voor bewustzijn, dan volgt daaruit dat de hersenen niet voldoende zijn voor bewustzijn. Met andere woorden, voor bewustzijn zijn hersenen noodzakelijk, maar niet voldoende. Dat idee vormt het uitgangspunt voor externalisme.
Dus:
(1) De hersenen zijn een informatieverwerkend systeem.
(2) Een informatieverwerkend systeem kan geen bewustzijn voortbrengen.
(3) Een menselijke geest is onlosmakelijk met bewustzijn verbonden.
Dus:
(4) Menselijke hersenen zijn niet voldoende voor een menselijke geest.
Uiteraard verschilt deze conclusie nauwelijks van de conclusie die René Descartes trok, en die tot zijn dualistische opvatting leidde. Het verschil is dat waar Descartes materie aanvulde met geest, externalisme de hersenen aanvult met de rest van het organisme en de omgeving. Bewustzijn ontstaat als een informatieverwerkend systeem in relatie komt te staan met een lijf en omgeving waarop de informatie betrekking heeft, of kan hebben. Anders geformuleerd, als breinactiviteit in verband komt te staan met van alles wat buiten dat brein ligt, dan kan er bewustzijn ontstaan.
Ik zal hier niet ingaan op de lastige vraag hoe dat verband tussen brein, lijf en omgeving er precies uit moet zien. Maar let op, het idee dat het om een fysieke wisselwerking zou gaan is niet voldoende. Ieder organisme, zelfs een eencellige, heeft een wisselwerking met zijn omgeving, maar niet ieder organisme heeft een geest (dat laatste is althans mijn uitgangspunt). Daarnaast behelst een wisselwerking niet meer dan een informatiestroom van de omgeving naar het organisme en terug, en ik ben het met Searle eens dat informatiestromen niet voldoende zijn voor het ontstaan van een geest.
Samengevat:
(1) De hersenen, ook in wisselwerking met de omgeving, zijn een informatieverwerkend systeem.
(2) Informatieverwerkende systemen geplaatst in informatiestromen zijn niet voldoende voor bewustzijn.
(3) Hersenen zijn derhalve niet voldoende voor bewustzijn.
(4) Descartes had gelijk, intentionaliteit en bewustzijn zijn niet in de hersenen te lokaliseren.
(5) Dus, bewustzijn moet buiten de hersenen worden gelokaliseerd (Descartes), of bewustzijn is niet te lokaliseren (Mark Rowlands).