donderdag 30 juli 2009

Siamese tweeling

Vorige week melden diverse kranten en het Radio 1 Journaal:

Siamese tweeling geboren in Indonesië
25 juni 2009
TEMBILAHAN - In een ziekenhuis op het Indonesische eiland Sumatra, in de provincie Riau, is afgelopen donderdag een Siamese tweeling geboren. De twee jongens delen alle vitale lichaamsdelen, behalve hun hart en hun hoofden. De artsen kunnen de kinderen niet van elkaar scheiden, schrijven lokale media zaterdag.
De tweeling werd donderdag geboren en woog na de geboorte 3,2 kilogram. Artsen besloten de tweeling met een keizersnee te halen. Tubagus Odih, een kinderchirurg aan het ziekenhuis waar de Siamese tweeling verblijft, zei al dat het onmogelijk is om de twee te scheiden van elkaar. De kinderen hebben nog geen naam gekregen. Inwoners van het gebied rondom het ziekenhuis kwamen vrijdag al massaal een kijkje nemen. Veel mensen willen de bijzondere tweeling met eigen ogen zien.

Wat is een Siamese tweeling? Beter gezegd, wanneer is een Siamese tweeling een tweeling? Wanneer is er sprake van twee personen die aan elkaar zijn gegroeid, en wanneer moeten we spreken van één persoon met extra lichaamsdelen?
Mijn oma kwam met ter wereld met aan één voet zes tenen. Voor zover ik weet werd die extra teen verwijderd zonder dat iemand het gevoel had dat daarmee een persoon kwam te overlijden. De extra teen werd niet beschouwd als een klein stukje van een tweede persoon: mijn oma en een teen van haar Siamese tweeling. Maar wanneer spreken we dan wel van een Siamese tweeling, van twee personen die voor een deel met elkaar zijn vergroeid?
De tweeling op Sumatra deelt alle vitale lichaamsdelen, behalve hun hart en hoofden. En dat laatste is, denk ik, het belangrijkste. Het aantal hoofden bepaalt met hoeveel personen we te maken hebben. Neem het meest extreme tegenovergestelde geval. Stel dat er iemand wordt geboren met één hoofd, en vanaf de nek twee lichamen. Noemen we dit dan een tweeling? Ik denk het niet. Eén hoofd is één persoon. Twee hoofden is twee personen. Enzovoort, volgens het volgende uitgangspunt:

Uitgangspunt 1
Het aantal personen dat in een menselijk wezen huist, is gelijk aan het aantal hoofden dat dit wezen bezit.

Ik spreek hier expliciet van menselijk wezen, omdat lezers van fantasieverhalen doorgaans geen moeite hebben met een twee- of meerkoppig monster. De meeste lezers zullen dat wezen ook als één monster beschouwen (alhoewel je om het te doden waarschijnlijk beide hoofden moet doorklieven met de bijl-bedoeld-om-tweekoppige-monsters-te-doden). Maar monsters zijn nooit personen, en mensen wel. Dus daarom moet bij menselijke wezens het aantal personen worden vastgesteld als het aantal hoofden groter is dan één. Deze hoofdlijn van ons denken is uiteraard het gevolg van het feit dat we het hoofd en de hersenen zien als de zetel van wat het dan ook maar is dat een wezen tot persoon maakt.

Bekijk voor u verder leest deze video van de Siamese tweeling Abby en Brittany Hensel.




Abby en Brittany beschouwen zichzelf als twee totaal verschillende personen:

Believe me, we are totally different people. We usually bargain with each other like: “If you do this, I’ll give you that” or / we take turns. We take turns a lot. [0’:58’’ van de video]

De commentaarstem spreekt van perfect teamwork (“[...] they appear to be totally in sync”). Maar perfect teamwork is nogal zwak uitgedrukt. De zin hierboven spreken ze samen uit. Op de plek waar ik een “/” heb neergezet, neemt de een het naadloos van de ander over. En de korte reportage laat zien dat de meisjes slagen voor hun rijexamens, terwijl ze neurologisch gezien allebei een andere arm aansturen! In de laatste beelden zit de tweeling gedachteloos te klappen. En in de oningekorte documentaire (zie voor een link ook onderaan dit blog) zien we hoe de handen van Abby en Britt snel en gecoördineerd, als tien vingers van één persoon, over het toetsenbord vliegen terwijl ze e-mailen en chatten. Zijn dit twee personen, of is dit één persoon met twee hoofden?
Laten we even vasthouden aan bovenstaand uitgangspunt, en zeggen dat er sprake is van twee personen omdat er sprake is van twee hoofden. Het is duidelijk dat het typen, autorijden en praten van Abby en Britt via weet ik veel wat voor loops, feedback loops, koppelingen en terugkoppelingen met elkaar is verweven.
David Chalmers en Andy Clark hebben in de cognitieve psychologie en filosofie het zogenaamde pariteitsprincipe geformuleerd en verdedigd:

Pariteitsprincipe
Als, op het moment dat we een taak aanpakken, een gedeelte van de wereld functioneert als een proces dat we, zou het zich in ons hoofd afspelen, zonder twijfel zouden beschouwen als onderdeel van het cognitieve proces, dan is dat gedeelte van de wereld (gedurende die tijd) onderdeel van het cognitieve proces.

Volgens dit pariteitsprincipe is Abby continu onderdeel van de cognitieve processen van Britt, en omgekeerd. Misschien zouden we op grond van de innige verstrengeling tijdens het autorijden, typen en het maken van opdrachten zelfs kunnen spreken van één cognitief proces verdeeld over twee hoofden. De extreme mate waarin dit bij Abby en Britt gebeurt is bijzonder, maar op zich is een cognitief proces dat is verdeeld over twee of meerdere hoofden geen uitzonderlijke situatie. Overal waar mensen in intensieve samenspraak aan een taak werken kan dit plaatsvinden. Zolang er ook momenten zijn waarop de wegen zich scheiden en de geesten zich alleen aan een taak zetten, blijven er voldoende redenen over om van twee personen te spreken. Aangezien Abby en Britt op school ieder hun eigen proefwerken maken, en de leraar Engels ze tijdens de les afzonderlijk aanspreekt blijft er dus sprake van twee aparte persoonlijkheden. En zeggen Abby en Britt ook zelf niet dat ze twee verschillende personen zijn?
Kortom, het pariteitsprincipe is niet sterk genoeg om uitgangspunt 1 te betwijfelen. Zolang de hoofden ook los van elkaar kunnen functioneren, is het zinvol om te spreken van per hoofd één persoon. Maar, laten we de kwestie eens van de andere kant benaderen. Over het volgende uitgangspunt zijn we het doorgaans ook eens:

Uitgangspunt 2
Als iemand met één hoofd zegt dat ze meerdere persoonlijkheden heeft dan is dat een verstoorde, ongezonde situatie (MPS, meervoudige persoonlijkheidsstoornis).

Stel nu dat we iemand met MPS zouden aanmoedigen het bestaan van de twee personen in haar hoofd zoveel mogelijk uit te bouwen en cultiveren. Zou ze dan niet met het zelfde gemak als Abby en Britt zeggen dat haar persoonlijkheden sterk van elkaar verschillen? Zou het voor haar dan niet zo zijn alsof twee personen samen één lichaam delen? Zou haar leraar Engels dan haar twee persoonlijkheden afwisselend kunnen bevragen? Zou ze dan twee keer tentamen kunnen doen op twee onderscheiden wijzen? Kortom, het feit dat Abby en Britt zeggen dat ze verschillende personen zijn, en het feit dat een leerkracht dit bevestigt, is niet voldoende om te bewijzen dat het ook twee personen zijn.
Dit brengt ons bij een derde en een vierde aanname die aan ons denken over wat een persoon is te grondslag liggen.

Uitgangspunt 3
Bewustzijn zit daar waar de hersenen zitten.

Uitgangspunt 4
Het aantal personen dat in een menselijk wezen huist, is gelijk aan het aantal plekken voor bewustzijn dat in dat wezen aanwezig is.

Aangezien de hersenen van Abby onderscheiden zijn van de hersenen van Britt, zijn Abby en Britt op grond van uitgangspunt 3 en 4 onderscheiden personen. Uitgangspunten 3 en 4 kunnen in feite uitgangspunt 1 kunnen vervangen (dat zou ook allerlei lastige puzzeltjes oplossen, zoals waar een persoon is als haar hersenen in een vat drijven en via zenders en ontvangers verbonden is met een lichaam dat elders is).
Bewustzijnsexternalisten betwijfelen uitgangspunt 3. Met andere woorden, zij betwijfelen dat het bewustzijn daar zit waar de hersenen zich bevinden. Let wel, zij betwijfelen niet dat hersenen bij bewustzijn betrokken zijn, maar zij denken dat er bij bewustzijn meer betrokken moet zijn dan hersenweefsel. In uitgangspunt 3 worden de hersenen beschouwd als het toneel waarop of het vat waarin het bewustzijn zich afspeelt. Daarmee wordt het bewustzijn een passief proces, een live registratie van wat er zich afspeelt op de uiteinden van onze zenuwbanen. En juist dit idee staat de laatste tijd onder druk, bijvoorbeeld door het werk van Alva Noë. Bewustzijn is geen passieve registratie. Bewustzijn is de manier waarop we ons sensomotorisch tot de wereld verhouden. In het Times Literary Supplement vat Evan Thompson de opvatting van Noë als volgt samen:

[W]hat instantiates or realizes visual consciousness is not activity in visual cortical areas, but rather a certain dynamic pattern of sensorimotor relatedness to the environment in which that cortical activity normally participates. In this way, Noë argues, the substrates of consciousness are not exclusively neural, but extend physically and functionally beyond neural systems to include body geared into its environment.

Noë gaat hiermee veel verder dan het pariteitsprincipe van Clark en Chalmers. De cognitieve processen waar Clark en Chalmers zich op richten zijn sowieso voor een belangrijk gedeelte onbewust, althans weinigen zullen problemen hebben met dat idee. Ik kan mij bijvoorbeeld gebeurtenissen herinneren, zonder dat ik me van het gehele herinneringsproces bewust ben. En tijdens een lange autorit op een rustige weg bevat mijn bewustzijn alles behalve de cognitieve vaardigheden die mij doen rijden. Ook de oplossing van wiskundige vraagstukken zie ik vaak zonder te weten hoe ik er op kom. Dat die onbewuste neurale processen aangevuld en uitgebreid kunnen worden met onbewuste niet-neurale processen is dus niet zo schokkend (alhoewel het inzicht wel nieuw is!).
Maar als Noë gelijk heeft, en ik denk dat hij gelijk heeft, dan bevinden de fysieke processen die ten grondslag liggen aan ons bewustzijn zich voor een deel ook buiten ons neurale weefsel. Hersenen en zenuwbanen zijn noodzakelijk voor bewuste ervaringen, maar niet voldoende. Om een bewustzijn te hebben zoals een mens moet je ook een lijf hebben met de sensomotorische eigenschappen van het lijf van een mens. Dat komt omdat ons bewustzijn voor een deel huist in ons lichaam.
Abby en Britt delen een lijf. Als Noë gelijk heeft leidt dit gegeven tot een van de volgende mogelijkheden:
(1) Abby en Britt hebben een duidelijk onderscheiden bewustzijn, zoals u en ik een onderscheiden bewustzijn hebben. Echter, anders dan bij u en ik, is er slechts één lichaam dat tegelijkertijd de bewuste ervaringen van Abby als Britt bepaalt. Het bewustzijn van Abby en Britt komt dus overeen in exact dezelfde mate als waarin hun gezamenlijke lichaam verantwoordelijk is voor hun bewuste ervaringen. Dit overeenkomen van bewuste ervaringen is niet vreemder dan dat u en ik overeenkomende bewuste ervaringen kunnen hebben als we bijvoorbeeld naar dezelfde film kijken.
(2) Het bewustzijn van Abby en Britt gedraagt zich zoals een groep chimpansees. Soms is er sprake van één allesomvattend bewustzijn, zo sterk dat er niet gesproken kan worden van twee personen. Op andere momenten splitst de groep, en is er sprake van twee bewustzijnen (excuses voor het nieuwe meervoud), en dus van twee personen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als de waarnemingen van Abby’s hoofd sterk verschillen van de waarnemingen van Britt’s hoofd. Om een term uit de ethologie te misbruiken, er is dus sprake van een fusion-fission-consciousness. Maar, zolang er ook weer een splitsing mogelijk is, blijft het zinvol om te spreken van twee personen.
(3) Het gezamenlijke bewustzijn van Abby en Britt verschilt niet van het bewustzijn van een mens waarvan de hersenbalk is doorgesneden. Net zoals onze hersenhelften zonder grote coördinatieproblemen ieder hun eigen deel van het lichaam besturen, zo besturen ook Abby en Britt ieder hun deel van het lichaam. Als er bij mensen met een doorgesneden hersenbalk geen sprake is van twee onderscheiden bewustzijnen, dan ook bij Abby en Britt niet. Met andere woorden, Abby en Britt vormen één persoon in dezelfde mate waarin personen met een doorgesneden hersenbalk één persoon vormen.
(4) De vergelijking met personen waarvan de hersenbalk is doorgesneden is zelfs niet nodig, en blijft te veel nadruk leggen op neurologisch weefsel. Abby en Britt vertonen alle kenmerken van een linker- en rechterhersenhelft in een normale situatie. Ook als de hersenbalk intact is vinden belangrijke gedeelten van de voor het bewustzijn bepalende interactie met de omgeving plaats via het lichaam. Wat het bewustzijn bij elkaar houdt is dus het lichaam. Iedere mens is in staat om parallelle persoonlijkheden te ontwikkelen à la Abby en Britt. Sterker nog, de psychologische theorie van het Dialogische Zelf van Hubert Hermans, voorspelt zelfs dat we dit zullen doen ten einde om te gaan met sterk uiteenlopende omstandigheden. Sommige van onze persoonlijke posities maken meer gebruik van de rechter hersenhelft, andere meer van de linker hersenhelft. Analytisch wiskunde bedrijven voelt anders dan holistisch de liefde bedrijven. Maar deze verschillende vormen van bewustzijn zijn toch niet voldoende om te zeggen dat iemand eigenlijk twee personen is? Om precies dezelfde reden vormen Abby en Britt één persoon met verschillende dialogische posities.

Waarschijnlijk zullen de mogelijkheden (1) en (2) de komende jaren worden bekrachtigd, ondanks het feit dat we nu nog miljoenen euro’s investeren in de zoektocht naar de plaats van het bewustzijn binnen de grenzen van de schedel. Mogelijkheden (3) en (4) zijn filosofisch gezien spannender en vragen een herziening van lang gekoesterde uitgangspunten. Vooral het volgende uitgangspunt lijkt meer dan heilig:

Uitgangspunt 5
Gebeurtenissen kunnen slechts in het bewustzijn geraken door prikkeling van zenuwuiteinden of signaaloverdracht via neuraal weefsel.

Uit uitgangspunt 5 volgt dat zolang Abby en Britt geen neurologisch weefsel delen, ze ook geen bewustzijn kunnen delen. In de lange documentaire vertegenwoordigt professor Nick Fisk (Queen Charlotte’s Hospital) duidelijk dit standpunt. Hij is vooral geïnteresseerd in de wijze waarop de tweeling neurologisch functioneert. Ik ben met hem eens dat dit zeer belangrijk is, maar is het voldoende om uitspraken te kunnen doen over het bewustzijn van Abby en Britt? Filosofisch en empirisch onderzoek rond filosofische theorieën zoals die van Noë, zal zich moeten richten op een alternatief voor uitgangspunt 5:

Uitgangspunt 5*, Dualiteitsprincipe
De bewustzijnservaring van een organisme berust niet slechts op haar neurologisch weefsel, maar op alle biologische en niet biologische delen van de werkelijkheid die binnen het sensomotorische bereik van dat organisme vallen.

Mocht dit dualiteitsprincipe houdbaar blijken, dan zullen de bewustzijnservaringen en de persoonlijkheden van Abby en Britt verweven kunnen zijn zoals beschreven in mogelijkheden (3) en (4). In het sterkste geval zijn Abby en Britt dus twee dialogische posities van één persoon. De sensomotorische eigenschappen van hun gedeelde lichaam verknoopt hun bewustzijn zo innig dat het spreken van twee personen niet langer zinvol is. Ze verschillen niet van een mens met slechts één hoofd die met haar linkerhersenhelft het recept voor roti’s bij langs loopt, en met haar rechterhersenhelft geniet van de mêlee aan geuren, kleuren en texturen.
De moeder van de tweeling wil beslist niet dat haar kinderen een wetenschappelijk onderzoeksobject worden. Wellicht heeft ze gelijk, en niet alleen uit haar behoefte om haar kinderen te beschermen en gelukkig te maken. Wellicht liggen zaken als bewustzijn en persoonlijkheid nog te ver voorbij de grenzen van ons kennen, hoe goed onze moderne scanmethoden ook zijn:

I think people need to look at Abby and Brittany as through the eyes of a child. And accept them for what you see. And quit trying to figure out: How does this work? How does that work? How they do this, how they do that? ... And just know that it works, because you can see that. We may never know how Abby and Brittany work, but isn’t it great that they can?!

Pragmatisme is uit ethisch oogpunt geboden, zeker zolang we niet meer dan een aanzet hebben tot een empirisch toetsbare theorie die persoonlijkheid of bewustzijn verbindt met neuronaal weefsel. En toch blijft het intellectueel kriebelen, ook bij de moeder van Abby en Brittany:

There are still times when I think: “Jeez how did they figure that out or how ehh…” It is just amazing how they did that. How they could reach over and itch somebody’s mosquito bite, and yet not feel that sensation. Because Abby pretty much feels what is on her side of the body and Brittany feels what is on her side of the body.

Hoe doen ze dat als slechts niet gedeeld neuronaal weefsel ten grondslag ligt aan hun bewustzijn? Hoe doen ze dat als hun bewustzijn niet tenminste voor een klein deel verbonden is door hun gedeelde lijf?


Nawoord
Tijdens het schrijven van dit stuk kwam het volgende bericht binnen:

Siamese tweeling sterft op eiland Sumatra
Een Siamese tweeling van amper vijf dagen oud is in een Indonesisch ziekenhuis gestorven. De jongetjes stierven enkele minuten na elkaar, schrijft The Jakarta Post. Volgens de behandelende arts Tubagus Odhi was er sprake van hart- en longfalen. Dat meldt het persagentschap Antara.
De twee werden vorige week donderdag geboren in een ziekenhuis in de provincie Riau. Sinds hun geboorte hadden de baby's moeite met ademhalen. Daardoor raakten ze enkele uren voor hun overlijden in kritieke toestand. De dokters konden de kindjes niet meer redden.
"Mijn baby's zijn weg. Mijn vrouw heeft de kinderen niet eens in haar armen kunnen houden, en nu zijn ze er niet meer", aldus de 33-jarige vader van de kinderen. De directeur van het ziekenhuis liet enkele dagen geleden al weten dat het onmogelijk zou zijn om de tweeling van elkaar te scheiden.

zondag 5 juli 2009

Zomerpuzzel: Betekenis en Waarheid

Stel.
Er is een persoon, Lucky B. genaamd. Op Lucky B. zijn de volgende uitspraken van toepassing:
(1) Alle voorspellingen van Lucky B. met betrekking tot het tossen van muntjes komen uit. Dus als Lucky B. zegt: “Het wordt munt”, dan wordt het munt. En als Lucky B. zegt “Het wordt kop”, dan wordt het kop.
(2) Lucky B. zegt vaak: “Soms haal ik kop en munt door elkaar.”
(3) Soms haalt Lucky B. kop en munt door elkaar. (Als hem vlak voor een toss wordt gevraagd: “Is dit kop of munt?”, dan geeft hij wel eens een verkeerd antwoord. Zijn voorspelling komt echter altijd uit, zegt hij “Kop” dan wordt het kop, zegt hij “Munt” dan wordt het munt.)
Op een goede dag krijgt Lucky B. een muntje onder ogen dat gaat worden opgegooid. Hij krijgt de kopzijde van de munt te zien en zegt desgevraagd dat het munt is. Dit antwoord is fout (sic!). Maar de voorspelling die hij daarop doet, “Het wordt munt”, komt uiteraard uit: Het wordt munt.
Wat betekent de uitspraak, “Het wordt munt” van Lucky B. in dit laatste geval?

Vertaalhandleiding A
Lucky B. noemde de kopzijde “munt”, dus “Het wordt munt” betekent dat het kop wordt. Zijn voorspelling komt dus niet uit. Lucky B. is gewoon een extreme bofkont, door een rare talige verwarring komen zelfs zijn onware voorspellingen uit. (Stel dat een tweede persoon, Lucky A., dit weet, en nadat Lucky B. een voorspelling heeft gedaan, deze herhaalt. Wat betekenen de uitspraken van Lucky A. dan? Hetzelfde als de uitspraken van Lucky B.?)

Vertaalhandleiding B
Lucky B. haalt soms de woorden “kop” en “munt” door elkaar (kop-munt-afasie), vooral als hij een zijde van een munt moet identificeren. Dat strookt ook met (2). Echter bij het voorspellen van de uitkomst van een toss, weet hij altijd wat kop is en wat munt is. “Het wordt munt” betekent dus dat het munt wordt. (Deze vertaalhandleiding maximaliseert de waarheid van de uitspraken van Lucky B. = Principle of Charity)

Vertaalhandleiding C
De uitspraak “Het wordt munt” betekent niets. Lucky B. is gewoon een soort machine die correcte voorspellingen doet, zonder de betekenis van de woorden te kennen. (Zo kan ook een theorie ware voorspellingen opleveren, zonder dat het duidelijk is wat de termen van die theorie betekenen.)

Vertaalhandleiding D
De uitspraak “Het wordt munt” verwijst niet naar de uitkomst van de toss, maar naar het gedrag van de mensen die naar de toss kijken. Lucky B. weet niet precies wat kop of munt is, zo blijkt uit zijn gedrag. Maar hij weet feilloos hoe de toeschouwers op de uitkomst van een toss reageren.

Welke van deze vertaalhandleidingen is correct? Wat voor empirisch materiaal zouden we nodig hebben om A, B, C en D te onderscheiden? Zijn er nog andere vertaalhandleidingen mogelijk (oneindig veel misschien)?
Gaarne uw reactie!