zondag 4 september 2011

Hooggeleerde prietpraat

In het laatste nummer van de Academische Boekengids schrijft Douwe Draaisma een mooi artikel over grensoverschrijdingen in wetenschap, It’s all right, I am a doctor. Draaisma betoogt dat emeriti, en dan met name medici, zich al te gemakkelijk en zelfs met een zeker dedain op het terrein van andere wetenschappen begeven. Als voorbeelden bespreekt hij Pim van Lommel en Dick Swaab. Beiden maken in hun bestsellers, Eindeloos Bewustzijn en Wij zijn ons brein, een uitstap naar vakgebieden waarop zij beslist niet zijn geschoold. “[M]ijn ontzag voor de cardioloog Van Lommel en de neuroloog Swaab is groot. Wat is dan het probleem? Het probleem is dat het ene boek niet over cardiologie gaat en het andere niet over neurologie,” schrijft Draaisma, om vervolgens een vileine incisie te maken in het werk van Van Lommel. De kwaliteit van de excursies die Van Lommel zich in Eindeloos Bewustzijn permitteert naar kwantumfysica en geschiedschrijving zou een sterk argument zijn om een eerstejaarsstudent te vragen een andere studie te kiezen, of in ieder geval zo snel mogelijk de het-is-maar-een-werkstuk-instelling van het VWO te verlaten. Wetenschappers mogen geen aantoonbare onzin verkondigen, zelfs artsen niet.


Het NRC Handelsblad van 2 augustus vroeg Swaab en Van Lommel naar een reactie op het stuk van Draaisma. Van Lommel ergert zich aan de toon van Draaisma: “Zelf heb ik nooit iets negatiefs over Draaisma of Swaab gezegd. […] De hersenen produceren het bewustzijn niet, maar zorgen dat je het ontvangt en ervaart.” (Dit laatste is Van Lommels uitstapje naar de filosofie, waarover later meer.)
Swaab, die er in het artikel van Draaisma iets beter vanaf komt, wil vooral specifiekere kritiek op zijn boek: “[A]ls [Draaisma] zegt dat ik geen mening mag geven over onderwerpen binnen de psychologie, filosofie, criminologie etc., dan moet hij aantonen waar ik fout zit - niet alleen: daar zit een hek omheen.”
“Daar heeft hij wel gelijk in” reageert Draaisma in het NRC.
Omdat die gerichte kritiek op Swaab in het artikel van Draaisma ontbreekt, en omdat ik er afgelopen maand tijdens zijn optreden in VPRO’s Zomergasten weer eens om zat te gniffelen, volgt nu een illustratie van de filosofische ongeschooldheid van Swaab.
Swaab heeft de titel van zijn boek, naar eigen zeggen, beslist niet metaforisch bedoeld. Wij zijn letterlijk ons brein. Bij Pauw en Witteman zei Swaab eerder: “De rest van het lichaam dient uitsluitend om dat brein te voeden en van zuurstof te voorzien, voort te bewegen en nieuwe breinen te maken.” Nu ben ik het wat dit betreft hartgrondig oneens met Swaab. Waarom zou mijn brein niet gewoon een orgaan kunnen zijn zoals andere organen? Als ik hardloop, of mij voortplant, doe ik dat dan uitsluitend voor mijn hersenen? Maar ik ga er, volgens een goed filosofisch gebruik, even vanuit dat Swaabs uitgangspunt klopt, om vervolgens te bekijken hoe dit uitgangspunt zich verhoudt tot andere beweringen van Swaab. Dus, wij zijn ons brein, en meer specifiek, ik ben mijn hersenen.
Op de website van Zomergasten staat: “In de vorig jaar verschenen bestseller Wij zijn ons brein schrijft [Swaab] dat niet de mens het brein stuurt, maar het brein de mens, waarmee hij in vergaande mate het bestaan van een vrije wil ontkent.” In het programma God bestaat niet (RVU) wordt Swaab geïnterviewd door Paul Jan van de Wint:

Sturen wij onszelf met ons bewustzijn?
Nee, ik denk dat het bewustzijn achter onszelf aanloopt. We doen dingen en zijn het ons een fractie van een seconde later bewust. En omdat we het ons bewust zijn, waardoor we de volgende keer dat mee berekenen dat als we dat doen dan zou er wel eens dat en dat de uitkomst van kunnen zijn. Dus dat bewustzijn dat er achteraan holt heeft wel nut, maar voor de volgende keer.

Hoe nemen we beslissingen dan?
Als een heel complexe computer die gevormd is, enerzijds vanuit de genetische basis die gelegd is, en anderzijds vanuit de omgeving en de ontwikkeling die we hebben doorgemaakt. We komen in een bepaalde situatie en die computer berekent dan de beslissing op basis van de beste mogelijkheden, de beste kansen.

Dus onze hersenen hebben al een beslissing genomen voordat we ons daar bewust van zijn?
Ja, dat bewustzijn dat hobbelt achter de beweging aan.

En daardoor lijkt het net of we zelf die beslissing hebben genomen?
Ja, daardoor hebben we het idee dat we dat zelf doen.

Swaab reageerde tijdens Zomergasten ook instemmend toen Jelle Brandt Corstius hem vroeg: “Is dat niet erg pessimistisch, het idee dat ons brein alles voor ons beslist? Dan hebben we geen vrije wil meer…” Brandt Corstius wilde dat niet geloven, maar volgens Swaab is er op grond van wetenschappelijk onderzoek geen andere conclusie mogelijk.

Maar dat is vreemd, want als ik mijn hersenen ben, en mijn hersenen nemen beslissingen, dan ben ik het toch die beslissingen neemt?! Als mijn hersenen verantwoordelijk zijn voor mijn beslissingen, dan ben ik toch verantwoordelijk voor mijn beslissingen, en niet mijn bewustzijn? Als de beslissingen van mijn hersenen worden bepaald door de omgeving waarin ik mij bevind, de ontwikkeling die ik in mijn leven heb doorgemaakt, en de ontwikkeling die de soort waartoe ik behoor in de evolutie heeft doorgemaakt (mijn genetische basis), waar heb ik dan sowieso nog een vrije wil voor nodig? Om iets te doen dat nergens, echt helemaal nergens, op slaat? Juist dat lukt prima zonder vrije wil. Als het bewustzijn achter de beweging van de hersenen aan hobbelt, “achter onszelf”, dan heeft mijn bewustzijn dus weinig met mijzelf te maken. Ik ben immers mijn brein, toch?! En, hoe verhoudt dat bewustzijn zich dan tot mij, tot mijn hersenen? Is dat een soort ontvangsttoestel van de hersenen, zoals mijn televisie weergeeft wat er in omroepland gebeurt? Van Lommels opvatting, maar dan in omgekeerde richting? En, als het bewustzijn nut heeft voor een volgende keer, ontvangen de hersenen dat bewustzijn dan weer, precies zoals Van Lommel zegt?


Draaisma heeft gelijk. Swaab en Van Lommel stuntelen net zo met filosofische vraagstukken als middelbare scholieren met hun eerste liefde. Daarin schuilt wellicht ook de populariteit van hun boeken. Het is voor lezers erg moeilijk om het onderscheid te zien tussen boeken waarin wetenschappelijk gedachtegoed wordt gepopulariseerd, en boeken waarin wetenschappers borrelpraat verwarren met filosofie. En ja, Draaisma heeft nogmaals gelijk: Hierin schuilt een belangrijke taak voor de Academische Boekengids (maar wat mij betreft ook voor het NRC Handelsblad, Teleac en NTR). De vraag blijft echter of lezers die gretig Swaab en Van Lommel verslinden überhaupt wel zijn geïnteresseerd in wetenschappelijk doorwrochte bewustzijnsfilosofie.
Is hooggeleerde borrelpraat in de meeste gevallen niet genoeg?