zondag 29 maart 2009

Externalisme voor beginners

Hieronder de eerste aflevering van een aantal pogingen waarin ik het filosofisch externalisme probeer uit te leggen. In dit artikel zijn alle namen aan te klikken en ook zoveel mogelijk de vaktermen. Woorden als 'bewustzijn', 'intentionaliteit' en 'geest' gebruik ik door elkaar.

Er is een heel eenvoudige argumentatie te geven voor externalisme:
(1)
Daniel Dennett heeft gelijk. De hersenen zijn een informatie verwerkend systeem. Dat wil zeggen, de hersenen zijn het equivalent van een Turingmachine, een lang papieren lint met nullen en enen dat onder een schrijf-, wis- en herschrijfkop doorschuift volgens uiterst eenvoudige machine-instructies. De hersenen voeren evenzo slechts berekeningen uit. Ieder neuron doet niet meer dan een eenvoudige optelling maken van inkomende signalen en een signaal afgeven als een drempelwaarde wordt overschreden. Voor alle duidelijkheid, in de hersenen gebeurt dit massaal en parallel, maar dit maakt geen principieel verschil. Het blijft rekenen. (Bewustzijn is volgens Dennett een gevolg van deze rekenkundige hersenactiviteit.)
(2)
John Searle heeft gelijk. Een systeem dat niet meer is dan het equivalent van een Turingmachine kan nooit bewustzijn, intentionaliteit, qualia, en dergelijke voortbrengen. Dit volgt rechtstreeks uit het Chinese kamer gedachte-experiment van Searle. De persoon in de Chinese kamer geeft begrijpelijke antwoorden, zonder zelf iets van het Chinees te begrijpen. Computers voeren ingewikkelde berekeningen uit, maar daaruit kan nooit bewustzijn of intentionaliteit ontstaan.
Op het eerste gezicht lijken (1) en (2) met elkaar in tegenspraak te zijn. Searle en Dennett kunnen niet allebei gelijk hebben.
Dennett heeft hieruit de conclusie getrokken dat Searle de kracht van een massale parallelle Turingmachine onderschat. Mits het computerprogramma of de reeks instructies doorwrocht en uitgebreid genoeg is, zal een Turingmachine intentionaliteit (‘geestelijkheid’) verkrijgen. Searle heeft volgens Dennett vooral een gebrek aan voorstellingsvermogen.
Searle, daarentegen, trok uit de vermeende tegenspraak de conclusie dat er in de hersenen meer aan de hand moet zijn dan slechts informatieverwerking. Het blijft echter onduidelijk waarin dit surplus gelegen kan zijn. Searle bracht speciale biologische eigenschappen, quantummechanica en ontologische subjectiviteit naar voren als mogelijke lapmiddelen. Dennett was volgens hem een dogmatisch fysicalist.
Maar (1) en (2) lijken slechts met elkaar in tegenspraak te zijn. Stel nu eens dat de hersenen inderdaad niet meer zijn dan een complexe rekenmachine, en stel nu ook eens dat een complexe rekenmachine nooit genoeg is voor bewustzijn, dan volgt daaruit dat de hersenen niet voldoende zijn voor bewustzijn. Met andere woorden, voor bewustzijn zijn hersenen noodzakelijk, maar niet voldoende. Dat idee vormt het uitgangspunt voor externalisme.
Dus:
(1) De hersenen zijn een informatieverwerkend systeem.
(2) Een informatieverwerkend systeem kan geen bewustzijn voortbrengen.
(3) Een menselijke geest is onlosmakelijk met bewustzijn verbonden.
Dus:
(4) Menselijke hersenen zijn niet voldoende voor een menselijke geest.
Uiteraard verschilt deze conclusie nauwelijks van de conclusie die
René Descartes trok, en die tot zijn dualistische opvatting leidde. Het verschil is dat waar Descartes materie aanvulde met geest, externalisme de hersenen aanvult met de rest van het organisme en de omgeving. Bewustzijn ontstaat als een informatieverwerkend systeem in relatie komt te staan met een lijf en omgeving waarop de informatie betrekking heeft, of kan hebben. Anders geformuleerd, als breinactiviteit in verband komt te staan met van alles wat buiten dat brein ligt, dan kan er bewustzijn ontstaan.
Ik zal hier niet ingaan op de lastige vraag hoe dat verband tussen brein, lijf en omgeving er precies uit moet zien. Maar let op, het idee dat het om een fysieke wisselwerking zou gaan is niet voldoende. Ieder organisme, zelfs een eencellige, heeft een wisselwerking met zijn omgeving, maar niet ieder organisme heeft een geest (dat laatste is althans mijn uitgangspunt). Daarnaast behelst een wisselwerking niet meer dan een informatiestroom van de omgeving naar het organisme en terug, en ik ben het met Searle eens dat informatiestromen niet voldoende zijn voor het ontstaan van een geest.
Samengevat:
(1) De hersenen, ook in wisselwerking met de omgeving, zijn een informatieverwerkend systeem.
(2) Informatieverwerkende systemen geplaatst in informatiestromen zijn niet voldoende voor bewustzijn.
(3) Hersenen zijn derhalve niet voldoende voor bewustzijn.
(4) Descartes had gelijk, intentionaliteit en bewustzijn zijn niet in de hersenen te lokaliseren.
(5) Dus, bewustzijn moet buiten de hersenen worden gelokaliseerd (Descartes), of bewustzijn is niet te lokaliseren (
Mark Rowlands).

zaterdag 14 maart 2009

Godin van het nominalisme

Volgens het essentialisme is identiteit iets dat je bezit, en dat onlosmakelijk met jouw wezen verbonden is, er wellicht zelfs mee samenvalt. Essentialisten zullen je aanmoedigen om op zoek te gaan naar jezelf, of je vragen wie je werkelijk bent, wat je diepste verlangens zijn en wat je nu eigenlijk echt wilt. Daarmee spijkeren essentialisten je vast op het kruis van je lijf en verleden, en nodigen je uit dat voortaan trots te dragen. Samenvallen met je werkelijke ik of je echte wezen ontdekken is zoveel als toegeven dat je autobiografie geschreven is, en dat de rest van je leven gekenmerkt zal worden door een eeuwige wederkeer. Uiteraard kun je je wel anders voordoen dan je bent, maar die rol zal altijd vreemd aanvoelen, en op den duur leiden tot vervreemding, stress en depressiviteit.
Voor nominalisten daarentegen is identiteit niet iets wat je bezit en waar je naar op zoek moet, maar is identiteit dat wat je van jezelf maakt in het creatieve proces dat “je leven” heet. Je handelen is niet het gevolg van je identiteit. Nee, je identiteit is het resultaat van je handelen. En zolang je in staat bent je handelingen te veranderen, ben je in staat je identiteit te veranderen. Identiteit is niet verkleefd aan je lichaam, aan je brein of aan beide. Identiteit is net zo modificeerbaar en uitbreidbaar als je lichaam en je brein. Identiteit is een kunstwerk dat tijdens je leven tot stand komt, en dat vraagt om experimenten, grensoverschrijding, mislukkingen en successen.



So people that society once considered to be disabled can now become the architects of their own identities. And indeed continue to change those identities by designing their bodies from a place of empowerment.

Uiteraard is dit niet slechts voor gehandicapten weggelegd. Iedereen kan haar of zijn identiteit opnieuw vormgeven en veranderen. Het lichaam is geen beperking, mag geen beperking zijn, net zomin als het brein. Het heeft een groot voordeel om een lezende primaat te zijn in de 21ste eeuw. Je identiteit en menselijkheid zijn slechts gebonden aan de grenzen van techniek en fantasie. Welke andere diersoort kan dat nu zeggen?
Daarmee geeft Mullins een prachtig antwoord op de vraag wat kunst en wetenschap met elkaar hebben te maken: art transforms science into humanity.

Poetry matters. Poetry is what elevates the banal and the neglected object to a realm of art. It can transform the thing that made people fearful into something that invites them to look and look a little longer and maybe even understand.

By combining cutting edge technology, robotics, bionics, with the age old poetry we are moving closer to understanding our collective humanity.

Aimee Mullins is de godin van het nominalisme.

Zie ook: Gedachten die nog nooit zijn gedacht

woensdag 11 maart 2009

Atheïsme is geen keuze







Atheïsme is iets anders dan de keuze om te geloven dat er geen God is. Geloven in God is een keuze, atheïsme is dat niet. Je kiest er niet voor om niet in kabouters te geloven. Je kiest er niet voor om niet in morfogenetische velden te geloven. Je kiest er niet voor om niet in neurofeedback te geloven. Er zijn domweg geen redenen om wel in kabouters, morfogenetische velden en neurofeedback te geloven, dus doet de keuze zich niet voor. Het staat eenieder natuurlijk vrij om wel in kabouters en aanverwante zaken te geloven, maar dat is dan een keuze. De bewijslast ligt zo bij de gelovigen, niet bij degenen die geen enkele aandrang hebben te geloven.
Daarom trachten we te bewijzen dat de ruimte gekromd is, dat de aarde meer dan vier miljard jaar oud is en dat ons DNA erg op dat van chimpansees lijkt. Daarmee ondersteunen we de theorieën van Einstein, het ontstaan van ons zonnestelsel en evolutie. Die bewijslast willen we wel hebben. Maar niet de bewijslast voor het niet bestaan van onzinnige zaken! Want waar zouden we dan moeten beginnen?!
Door heel hard te roepen dat God niet bestaat, sterker nog, door heel hard te roepen dat God waarschijnlijk niet bestaat, zadelen atheïsten zich op met een onzinnige bewijslast. Floris van den Berg stond er gisteravond daarom weer knullig bij in Netwerk (dinsdag 10 maart). Joop van Ooijen, die “Jezus redt” op zijn dak heeft gemozaïekt, plaatste keer op keer een overrompelende aanval. Het leven na de dood is zo mooi als je in God gelooft! Wat blijft er van de maatschappij over als niemand meer in God gelooft? Je bent zo gelukkig als je je lot in de handen van Jezus legt! Kortom, Jezus redt.
Van den Berg stamelde wat, en aanschouwde trots het billboard van wat hij 'atheïsten' noemt. God bestaat waarschijnlijk niet. Van den Berg had verder niets zinnigs te melden. Natuurlijk niet, want de uitspraak dat God waarschijnlijk niet bestaat is niet te bewijzen. En het is al helemaal onmogelijk om aan te geven wat er ethisch gezien volgt uit de uitspraak dat God niet bestaat. Door atheïsme op deze wijze voor het voetlicht te plaatsen doet Floris van den Berg precies wat atheïsten niet zouden moeten doen: gelovigen de mogelijkheid geven om atheïsme af te schilderen als een religie naast de andere religies.
Iedereen die begint met “God bestaat waarschijnlijk niet dus…” heeft niets van atheïsme begrepen. Atheïsme is geen religie. Atheïsme is geen uitgangspunt, maar een eindpunt. We noemen iemand atheïst als zij haar leven denkend en genietend inricht en vormgeeft zonder een verwijzing naar God of goden.

zondag 8 maart 2009

Het begint met taal

Stel u krijgt van Geert Wilders de opdracht een nieuwe reclamecampagne op te zetten waaruit blijkt dat integratie voor veel buitenlanders een onmogelijke en lachwekkende opgave is. En dat het voor hen dan ook altijd lastig zal blijven een gelijkwaardige plek in de maatschappij te veroveren. En vooral dat dit aan henzelf ligt, en niet aan de immer welwillende Nederlanders. Als dat uw opdracht is, dan zijn de volgende spotjes ideaal (de cursieve tekst is een buitenlandse taal):

Komt een allochtone vrouw bij de dokter:
“Maar slaapt u wel genoeg mevrouw Demenchang?”
“Nee, geen slaap dokter, bachem ehh, hoofd-pijn!”
“Ja, u heeft hoofdpijn, dat weet ik maar ik zoek de oorzaak…”
“Oor-zaak, pune… Ahh, komt hoofdpijn door mijn oor?!”

Komt een allochtone man voor werk bij het ziekenhuis:
“Dus u wilt weer in het ziekenhuis werken meneer Youssuf, als broeder?”
“Ikke één broeder en twee zoes, maarre enne breed ik wil werken in ziekenhaus…”
“Ja, dat weet ik. Maar als broeder of als dokter?”
Nes gigun, mijn broeder geen dokter, mijn broeder is kok. Die werke, ik wil ook werk.”

Komt een allochtone moeder op oudergesprek:
“Ja, mevrouw Yildiz, de leraar wiskunde die maakt zich zorgen om Ahmed.”
“Oh menerre wij zelf zorg voor Ahmed, niet wiskundeleraar.”
“Natuurlijk, maar wat ik wil zeggen, Ahmed, doet het hartstikke goed, maar hij kan alleen met wiskunde niet goed meekomen.”
Mettilya, waar naartoe meekomen??? Schoolreis!”

Grappig toch?! Ze leren het ook nooit die buitenlanders. Op de schoolpleinen zullen jongeren de spotjes nadoen, en op kantoren wordt vrolijk, na Goede Moggel, doorgeparodieerd op deze Babylonische spraakverwarring. De campagne zal het beeld versterken van een onoverbrugbare kloof tussen Nederlanders en nieuwkomers. Dat zal op termijn onvermijdelijk zetels opleveren voor de PVV.
Wilders zal u deze opdracht echter nooit geven. Dat hoeft hij namelijk niet, want de spotjes maken onderdeel uit van een campagne van onze overheid, het ministerie van VROM.

“Geachte mevrouw of meneer,
Ik wil ernstig bezwaar aantekenen tegen de spotjes die op radio en televisie worden uitgezonden in het kader van de campagne Het begint met taal. De dialogen in de spotjes zijn denigrerend voor allochtonen, en doen geen recht aan de verwoede pogingen van honderdduizenden nieuwkomers om zich het Nederlands eigen te maken. De spotjes bekrachtigen het vooroordeel van domme buitenlanders, en dragen zo onbedoeld bij aan het beeld van een onoverbrugbare kloof tussen allochtoon en autochtoon.
Eenzelfde campagne had kunnen worden gevoerd aan de hand van spotjes waarin het hakkelende Frans, Spaans of Italiaans van Nederlandse toeristen niet wordt begrepen door een onwelwillende ober of dokter. Ook dan begint het met taal, maar wordt tevens duidelijk dat communicatie twee kanten heeft.

Vriendelijke groet,
Ronald Hünneman.”

Het materiaal van de campagne Het begint met taal vindt u hier.
De bovenstaande radiospotjes vindt u hier.
U kunt hier protest aantekenen tegen de wijze waarop deze campagne wordt gevoerd.