maandag 4 juli 2011

Het digitale ontij

In 2010 hield de journalistiek op te bestaan. Niet iedereen had dit onmiddellijk in de gaten. Kranten bleven nog jarenlang verschijnen, televisiejournalisten bleven journaals verzorgen alsof er niets aan de hand was, en in Groningen trachtten Henk Blanken en Kees de Vey Mestdagh in een lezing voor het Studium Generale het tij alsnog te keren. Maar, het wereldwijde digitale tij van snelheid en beeld was allang over de dijken geslagen, en had het door journalisten ingepolderde land verzwolgen.
Blanken, adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden, en De Vey, hoofd afdeling Recht en ICT van de Rijksuniversiteit Groningen, reageerden in hun lezing op de commotie die was ontstaan door onthullingen van de website WikiLeaks. Op WikiLeaks.com werden honderdduizenden top-secret e-mails geplaatst van diplomaten. Uiteraard waren deze documenten niet vrijwillig ter beschikking gesteld, maar via een klokkenluider in handen gekomen van WikiLeaks. De wereld smulde van de documenten. Eindelijk kon met eigen ogen worden gelezen wat diplomaten schreven over de landen waarin en de mensen met wie ze verkeerden. Maar Blanken en De Vey waren niet onder de indruk.
Blanken betoogde uitvoerig dat journalisten meer doen dan documenten onthullen. Journalisten, of zoals Blanken zei “echte journalisten”, doen aan waarheidsvinding. Blanken herhaalde deze boodschap zo vaak dat het voor iedere toehoorder duidelijk werd dat het hier niet ging om een filosofische analyse, maar om het langzamerhand verstommende evangelie van een analoge journalist. Want, noch bij WikiLeaks, noch bij Twitter, noch bij Youtube was waarheidsvinding zinvol. Niemand betwijfelde namelijk de echtheid van op WikiLeaks onthulde documenten. Natuurlijk waren ze echt. Niemand vroeg zich ooit af of de tienduizenden tweets ten tijde van de onrust in de Arabische wereld echt van opstandelingen afkomstig waren. Natuurlijk waren ze dat. Niemand dacht bij het zien van schokkende onthoofdingen of gewelddadige politieoptredens, dat het in scène gezette, goed geregisseerde filmopnamen betrof. De snelheid waarmee beelden op Youtube beschikbaar kwamen, de ongekende hoeveelheid twitterende bronnen, en de onwerkelijke omvang van het diplomatiek materiaal maakten de waarheidsvraag overbodig.
In de 18e en 19e eeuw hadden journalisten het primaat op Waarheid van de kerk overgenomen. Na duizenden jaren Waarheid van de Schrift, volgenden honderden jaren Waarheid van de Drukpers. Pausen werden vervangen door Magnaten, het Edict van Nantes door de Code van Bordeaux. Maar ook Journalistieke Waarheid bleef problematisch. Vaak waren er slechts één of twee bronnen, en nog vaker slechts één journalist om die bronnen te openbaren. Wat zou er zijn gebeurd als de honderdduizenden documenten niet in handen waren gevallen van Julian Assange (de grote man achter WikiLeaks), maar in handen van het Dagblad van het Noorden? Hadden we dan maanden moeten wachten totdat Henk Blanken er een leuk overzichtsartikeltje aan wijdde?
Kees de Vey Mestdagh speelde tijdens zijn lezing de andere troef van het Analoge Evangelie. “WikiLeaks brengt niets nieuws,” zo verzuchtte hij talloze malen, “De foto’s en video’s die WikiLeaks openbaarde bevestigden slechts wat we al wisten.” Wat bedoelde De Vey hiermee? We weten dat Osama bin Laden dood is, dus de foto’s maken niets meer uit? Ik weet dat mijn vrouw het doet met de buurman, dus wat voegen videobeelden dan nog toe? Wat voegen foto’s en videobeelden überhaupt toe aan een reeds bekende boodschap?
Het antwoord: Waarheid. In ons digitale tijdperk bestaat waarheid bij de gratie van beelden, het liefst zoveel mogelijk en zo snel mogelijk. Een gelekte video vanuit een aanvalshelikopter, bewakingscamera’s die Yolante vangen of foto’s van het kapotte hoofd van Osama voegen waarheid toe aan de lettertjes van analoge journalisten. De pen is machtiger dan het zwaard, de drukpers kent meer gewicht dan de pen, maar waarheid bestaat slechts in het digitale licht.Dat besef deed aan het begin van de 21ste eeuw eventjes pijn.