Wat nu, als de goden zich vergissen? Of, sterker nog, wat als God zich zo nu en dan vergist? Wat als God op de Dag des Oordeels een verschrikkelijke inschattingsfout zou maken? Terwijl de mensenschare aan hem voorbij trekt en aan een ieder het loon voor haar of zijn leven wordt toebedeeld, verbant God een devote Christen, met een onbesproken leven, voorgoed naar de binnenste duisternis, de plek van geween en tandengeknars. Hoewel God overtuigd is van de juistheid van zijn daad – Hij is tenslotte God – weten alle andere denkenden dat God er naast zit. Sommige protesteren zelfs, maar God laat zich niet vermurwen. Hij acht zijn oordeel Juist.
Als God zich zou kunnen vergissen, dan zou zelfs in de ogen van de diepst gelovige Christenen het oordeel van een Goede God onrechtvaardig kunnen zijn. Daarmee zou tegelijkertijd een de pijlers onder de menselijke rechtspraak ineenstorten. Gods Alwetendheid is immers de noodzakelijke voorwaarde voor ultieme rechtvaardigheid. Als al te menselijke rechters zich vergissen, garandeert de Dag des Oordeels het herstel van Rechtvaardigheid. Veroordeelde onschuldigen en vrijgesproken misdadigers worden aan het einde der tijden feilloos afgerekend.
Maar, op het moment dat we God hebben gedood, of op het moment dat de hemel domweg leeg blijkt te zijn, vervalt deze ultieme garantie. Fouten in de rechtspraak worden dan nimmermeer teniet gedaan. En aangezien aardse rechters nooit onfeilbaar zijn, zullen er dus misdadigers voor eeuwig ongestraft rondlopen en onschuldigen zonder kans op wederopstanding opgehangen worden. Het pijnlijkste moment in ieder seculariseringsproces is het moment waarop het besef doordringt dat we voor rechtvaardigheid afhankelijk zijn van onze medemens. Niet God neemt de maat, maar meester Visser, of Dr. Phil of Albert Verlinden. Wat helpt een zuiver geweten ons, als we een menselijke jury niet weten te overtuigen?
Maar deze pijn van het publiek valt in het niet bij de pijn van de rechters zelf. Als er geen God meer is om fouten te herstellen, als zij er moederziel alleen voor staan, met hoeveel gemoedsrust zouden rechters dan nog ingrijpende beslissingen nemen? De pijn van dit besef, het besef dat zij fouten maken die tot in de eeuwigheid niet zullen worden hersteld, wordt nog verhevigd door het besef dat het publiek hun hachelijke situatie begrijpt. Dit brengt rechters ertoe hun positie verzwakken. Om met vertrouwen een vonnis uit te kunnen spreken moet de door God verlaten zetel moet opnieuw worden ingenomen, het liefst door een instantie die door het publiek wordt geaccepteerd.
Wetenschap en techniek waren goede kandidaten. Maar het probleem is dat wetenschappers en technici zichzelf allerminst onfeilbaar achten. Zij vertrouwen hun eigen oordelen slechts tot aan moment van falsificatie. Zij weten als geen ander dat tussen feiten en oordelen interpretaties schuilgaan die niemand verder kan funderen. In tegenstelling tot God hebben wetenschap en techniek geen eeuwigheidswaarde.
Daarom heeft de rechterlijke macht rechtstreeks haar toevlucht gezocht tot het publiek. Rechters die hun kunsten op televisie vertonen, programma’s waarin leken worden uitgenodigd om mee te beslissen, videobeelden vanuit politieauto’s, en triomfantelijke berichten waarin rechterlijke dwalingen breed worden uitgemeten, plaatsen feitelijk het publiek in de zetel van God. Peter R. de Vries is daarom geenszins een luis in de pels van de rechterlijke macht. Integendeel, hij is de enige garantie voor rechterlijke gemoedsrust en zelfvertrouwen.
De Dag des Oordeels is de dag waarop de rechtsgang op televisie komt. Met een beetje geluk, kraait er geen haan naar, en blijft het stil tot in de Eeuwigheid. En mocht het publiek een rechterlijke dwaling over het hoofd zien, dan is het eigen schuld, dikke bult.