Waarschijnlijk hebt u nog nooit wakker gelegen van een computersimulatie. Waarom zou u ook? Computersimulaties zijn abstracties. De werkelijkheid is altijd complexer, en bezaaid met factoren die een beslissende rol spelen, maar die in simulaties achterwege worden gelaten. Toch is er één computersimulatie die ik op zijn minst schokkend vind. Zo schokkend, dat ik mijn vader er nooit over heb durven vertellen. Zo schokkend ook, dat ik het er tijdens lezingen of lessen liever niet over heb. Maar sinds vandaag is het bespreekbaar. Sinds vandaag is namelijk duidelijk dat meer dan een miljoen Nederlanders geen enkele moeite heeft met een lijsttrekker die spreekt van “kopvoddentax”. Sinds vandaag weten we dat in de beslotenheid van het stemhokje meer dan een miljoen mensen niet schroomt om te stemmen op een man die ontoelaatbaar schoffeert: “Sorry, van jullie Marokkanen is niet zes procent crimineel. Nee, haha, zeven procent is crimineel!” Dus sinds vandaag mogen we de segregatie van onze samenleving bespreken. Wellicht hebben we sinds vandaag zelfs de plicht om dit te doen.
Josh Epstein en Robert Axtell voerden een zeer leerzame reeks computersimulaties uit. De resultaten beschreven ze in het boek Growing Artificial Societies: Social Science from the Bottom up. Hun simulaties van de sociale werkelijkheid zijn doodsimpel, en juist daardoor zo onthutsend en intellectueel uitdagend.
Neem een vierkant ruitjespapier met 2500 hokjes (50x50 hokjes). Neem twee kleurpotloden, zeg een rode en een blauwe. Kleur nu lukraak hokjes rood of blauw en laat ongeveer 500 hokjes wit. U bent nu waarschijnlijk al enige tijd aan het kleuren, en vandaar dat Epstein en Axtell de computer gebruikten voor dit proces.
Vervolgens voeren we een regel in op grond waarvan we rode en blauwe hokjes verplaatsen:
Verplaats een hokje naar de dichtstbijzijnde open plek als minder dan 25 procent van de buren dezelfde kleur heeft. De kleur van de overige 75 procent van de buren doet er niet toe. Zolang er ten minste een kwart gelijkgekleurden is, wordt een hokje niet verplaatst. Maar wordt het percentage nog lager, dan laten we een hokje verhuizen.
Dit proces is met de hand lastig uit te voeren, maar u begrijpt wat er moet gebeuren. Rode hokjes met minder dan 25 procent rode buren worden opgepakt en ergens anders neergezet. En dit proces wordt een aantal ronden, voor alle hokjes herhaald.
Wat blijkt? Zelfs met deze bescheiden voorkeur voor gelijkgekleurden is na een paar ronden de verdeling van rode en blauwe hokjes over het ruitjespapier al niet meer willekeurig. Epstein en Axtell zagen al milde vormen van kleurscheiding ontstaan. En let op, de regel is zeer tolerant geformuleerd. Rode hokjes worden niet verplaatst omdat ze een afkeer hebben van blauwe hokjes. Nee, rode hokjes worden verplaatst omdat ze ten minste 25 procent andere rode hokjes om zich heen willen hebben. 25 procent van de omringende hokjes moet ons soort hokjes zijn, zeg maar. Je wilt toch geen volslagen vreemde zijn in je eigen wijk?
Vervolgens verfijnden Epstein en Axtell hun model. Hokjes kregen niet langer een vaste tolerantiegrens toegekend. De percentages verschilden per hokje, en lagen ergens tussen 25 en 50 procent in. De meest tolerante hokjes verhuisden als minder dan 25 procent van de buren gelijkgekleurd was. De minst tolerante hokjes verhuisden al als niet ten minste de helft (50 procent) van de buren dezelfde kleur had. Alle andere hokjes verhuisden bij een percentage ergens tussen de 25 en 50 procent.
Epstein en Axtell rekenden dit model door. De uitkomst vind ik iedere keer weer spectaculair. Na een aantal rekenrondes (zie de afbeelding hieronder) zijn de kleuren strikt gesegregeerd. Rood bij rood, blauw bij blauw. Ons soort hokjes, bij ons soort hokjes.
Dus zelfs al bij een op zich begrijpelijke wens om in een buurt te wonen waar tussen de 25 en 50 procent dezelfde kleur heeft, ontstaat op den duur een streng gesegregeerde samenleving. Doordenk op basis van deze computersimulatie eens de volgende vragen:
• Wat gebeurt er als we de regel formuleren op basis van angst: een hokje verhuist zodra 25 procent van de buren een andere kleur heeft?
• Wat gebeurt er als we hokjes via radio, kranten en televisie de indruk geven dat er heel veel anders gekleurde hokjes om hen heen wonen? Anders gekleurde hokjes waar ze bang voor moeten zijn? Wat zou dat voor het stemgedrag van hokjes betekenen?
• Wat gebeurt er als we hokjes via nieuwe media en technologie de mogelijkheid geven om met een paar muisklikken te verhuizen van de ene naar de andere groep? Hoeveel diversiteit zal er dan nog binnen sociale groepen (op het internet) zijn?
• Wat gebeurt er als blanke mannelijke hokjes alleen in managementteams met ten minste 50 procent blanke mannelijke hokjes willen zitten?
• Hoe ziet een samenleving eruit waar mensen zich al tolerant noemen als ze één anders gekleurd hokje onder hun beste vrienden hebben, of als zij hun buurhokje tolereren die toch echt een heel andere kleur heeft?
De computersimulaties van Epstein en Axtell zijn een opdracht voor intellectueel Nederland, van beleidsmakers en columnisten, tot bestuurders en onderwijzenden: Hoe krijgen we hokjes zo ver dat ze verhuizen als niet ten minste 50 procent van de buren een andere kleur heeft? Hoe zetten we een voorkeur voor gelijkgekleurden, om in een voorkeur voor andersgekleurden?
In tegenstelling tot mijn vader ben ik een rasoptimist. Al vraagt het om nieuwe denkwegen, veel durf, doorzettingsvermogen en ongebreidelde creativiteit, ik denk dat deze vragen te beantwoorden zijn. En trouwens, uiteindelijk zijn het maar computersimulaties, toch?