zondag 13 april 2008

Nomofobie

Nomofobie is de angst om geen mobieltje bij je te hebben” las Mirella van Markus ergens in de voorbije week in de Ontbijtshow op van de autocue. Iedereen kent inmiddels wel een verhaal over een nomofoob. Vaak betreft het een collega. De collega verschijnt ’s morgens op het werk, kijkt verschrikt in haar tas, zoekt nerveus in haar jas, en kondigt vervolgens aan dat ze nog anderhalf uur weg zal zijn omdat ze haar mobieltje thuis heeft laten liggen. Andere nomofoben wapenen zich tegen dit ongemak en schaffen twee of drie mobieltjes aan. “Deze is van mijzelf, deze van mijn werk, en dit is gewoon een oude, daar doe ik bijna niks meer mee.”
Het opmerkelijke van nomofobie is dat het een andersoortige angst is dan de fobieën die je in de ellenlange lijsten op internet aantreft. Andere fobieën zijn gericht op de aanwezigheid van iets, een object, wezen, situatie of toestand. Angst voor spinnen en vele andere dieren, angst voor ruimtes, of engtes. Bij nomofobie is er iets afwezig. Het gevoel zonder mobiel rond te lopen is ondraaglijk. Zo ondraaglijk dat nomofoben bereid zijn extra verlofuren op te nemen om hun geliefde artefact weer in de armen te kunnen sluiten. Qua angst is het nog het best te vergelijken met autofobie, de angst om alleen te zijn.
Zijn er objecten waarvoor ik terug naar huis ga als ik ze na drie kwartier reizen niet bij me blijk te hebben? Jan Chipchase, die in dienst van Nokia de interactie tussen mensen en technologie bestudeert, stelt de volgende vraag: “Wat neem je mee als je je huis verlaat?” Chipchase onderzoekt aan de hand van deze vraag welke objecten voor mensen een “spirituele, emotionele of functionele waarde” hebben. Vijf jaar lang bekeek Chipchase nauwgezet wat mensen bij zich dragen. Hij keerde hun tassen om, trok hun zakken binnenstebuiten en filmde bij mensen in huis. Zijn eerste, nauwelijks opzienbarende, conclusie was dat mensen heel veel, heel verschillende spullen bij zich dragen. Maar als je vervolgens aan mensen vraagt wat de drie belangrijkste voorwerpen zijn die ze bij zich hebben, dan antwoorden vrouwen zowel als mannen, in alle culturen en alle situaties: “Sleutels, geld en (als ze er een hebben) een mobiele telefoon.”
Toch beantwoordt dit mijn vraag niet helemaal. Bij mijn sleutels, bijvoorbeeld, kan ik maar enkele situaties bedenken waarin ik een lange reis terug naar huis zou maken als ik ze zou zijn vergeten. En ik ga er zeker geen vrij voor vragen. In het geval van geld ligt dat iets anders. Geld heb je in veel meer situaties nodig dan je sleutelbos. Het voordeel van geld is echter dat het in tegenstelling tot een mobieltje en een sleutelbos, volkomen onpersoonlijk is. Geld kun je van een collega lenen als je erom verlegen zit (mits je aan enkele betrouwbaarheidseisen voldoet). Tussen haakjes, dit laatste brengt één aspect van nomofobie duidelijk naar voren. Nomofobie heeft niet veel te maken met de wens te kunnen bellen. Overal zijn mogelijkheden om te bellen, telefoons te lenen. Naar iemand bellen is, net zoals geld uitgeven, onpersoonlijk. Nomofobie heeft logischerwijs eerder te maken met het gevoel onbereikbaar te zijn. Het idee dat iemand een hand naar je uitsteekt, zonder dat je het opmerkt.
Dus nogmaals, voor welke objecten maak ik een lange reis terug naar huis? Er zijn twee objecten die ik steevast op mij draag: mijn bril en mijn horloge. Nu is het voordeel van een bril, zeker in mijn geval, dat je die niet snel vergeet. Ik weet, bij wijze van spreken, de uitgang van mijn huis niet eens te vinden zonder bril. Maar mocht ik in een duivels scenario toch zonder bril drie kwartier reizen verderop belanden, dan ga ik zeker terug. Ik heb mijn eigen, specifieke bril nodig om te kunnen functioneren. Geen enkele leenbril kan me het gevoel van een onbelemmerd zicht teruggeven. En als ik een nieuwe bril krijg, ligt de oude nog jaren op een veilige plek in de kast, voor het geval dat de nieuwe toch niet helemaal goed blijkt te zijn. De gedachte om in de middeleeuwen te moeten leven met mijn ogen maar zonder bril is een regelrechte nachtmerrie.
Dit laatste zou aangeduid kunnen worden als nospecfobie. Ik heb op internet evenwel geen verwijzing naar een dergelijke fobie gevonden. Waarschijnlijk omdat een bril een prothese is. Een bril vangt een lichamelijke tekortkoming op, net zoals een kunstbeen. En het ligt zo voor de hand dat iemand bang is zijn prothese te missen en tegelijkertijd is het zo onwaarschijnlijk dat iemand zijn prothese vergeet, dat het niet de moeite waard is die angst als fobie te diagnosticeren.

Zou het zo kunnen zijn dat voor sommigen het mobieltje een zeer persoonlijke, voor het normaal functioneren onmisbare prothese is?




De lezing van Jan Chipchase is te zien op:

1 opmerking:

Anoniem zei

hunneman en van delden zouden samen een college voor het HOVO moeten ontwerpen
dan heb je: van delden als emeritius en zeer begaafde hoogleraar en de jonge(alles is relatief) hond filosoof hünneman als docenten
beter kan het echt niet
joan