René Descartes (1596-1650) is momenteel de kop-van-jut van de wijsbegeerte. Ook ik mag hem graag gebruiken als eenvoudig te verwerpen startlocatie. Daniel Dennett voert hem in Consciousness Explained op als geestelijke vader van het Cartesiaans theater. Dat theater is een model voor ons bewustzijn. De buitenwereld komt via de ogen in onze hersenen binnen, en wordt daar afgebeeld. Daarna neemt een geestesoog de afgebeelde buitenwereld waar. Het geestesoog kijkt aldus naar een schouwspel dat de afbeelding is van de buitenwereld: het Cartesiaans theater.
Dit idee kan niet kloppen, zo zet Dennett uitvoerig uiteen. Want hoe neemt het geestesoog dan weer waar? Zit daar ook weer een Cartesiaans theater in met een geestesoog, maar nu kleiner? En in dat kleinere geestesoog, wat zit daar dan weer in? Enzovoort, ad infinitum. Dennett zegt terecht dat het model van Descartes geen oplossing kan zijn voor de vraag hoe we waarnemen, of de vraag hoe bewustzijn gestalte krijgt. En toch bepaalt Descartes nog steeds de wijze waarop we tegen bewustzijn aankijken. (Dit blijkt ook uit de reacties op De armoede van een brein in een vat, zie dit blog op 2 mei 2008.) Het idee dat de buitenwereld naar binnen moet komen om er een oordeel over te kunnen vellen, of om er bewust van te kunnen zijn, is diep verankerd in onze intuïtieve notie van bewustzijn.
In de afgelopen vierhonderd jaar zijn er veel alternatieven voor het Cartesiaans theater geformuleerd, ondermeer door Dennett zelf, zijn multiple drafts model. Toch gaat met veel van deze alternatieven het aantrekkelijke, intuïtieve idee van Descartes’ model verloren. Een geestesoog dat naar een voorstelling kijkt voelt vertrouwd aan. Wat deed Descartes dan fout? Volgens externalisten niet zoveel. Eigenlijk de enige fout die hij maakte was dat hij naast het gewone oog nog een geestesoog postuleerde dat naar een representatie van de buitenwereld in het brein kijkt. Maar de buitenwereld hoeft helemaal niet in het brein te worden gerepresenteerd! Er is immers al een oog dat naar de buitenwereld kijkt!
Dit laatste is de lastige denkstap van internalisme naar externalisme. De buitenwereld kan volgens externalisten rustig buiten blijven. Neem ter illustratie als uitgangspunt het aloude denken in termen van representaties: De buitenwereld valt op het netvlies. Via de oogzenuwen ontvangen de hersenen informatie aan de hand waarvan een representatie van de buitenwereld wordt gevormd. Die representatie is de basis voor verdere analyses, oordelen en handelingen. Externalisten, nu, zien deze stappen als een overbodige verdubbeling. Waarom zou er in de hersenen een representatie aanwezig moeten zijn van de buitenwereld die vervolgens de basis vormt voor oordelen en acties? Waarom kunnen die oordelen en acties niet direct worden gevormd op basis van de buitenwereld? Waarom zou Moeder Natuur kostbaar hersenweefsel gebruiken voor een representatie van de buitenwereld, terwijl de buitenwereld voorhanden is? (Het is in ieder geval geen intelligent design!)
In het externalisme neemt de buitenwereld de plaats in van haar eigen representatie, en onze ogen en hersenen nemen de plaats in van het geestesoog. Het Cartesiaanse model was niet fout, de lokalisatie van dat model was fout. De ogen/oren/neus/mond/tast in combinatie met de hersenen vormen oordelen, en reageren op de buitenwereld, direct, zonder bemiddeling van een innerlijk beeld, een representatie. Zolang de zintuigen de buitenwereld kunnen aftasten, hoeft deze niet binnen te komen om te kunnen worden beschouwd.
Dus wat bij Descartes het interne beeld en het geestesoog waren, of representatie en oordeelsvorming, dat zijn bij de externalisten de buitenwereld en de zintuigen in combinatie met de daarmee verbonden hersenen. En zoals het bewustzijn volgens het Cartesianisme het resultaat is van projectie en geestesoog, of representatie en oordeelsvorming, zo is bij externalisten het bewustzijn het resultaat van buitenwereld en zintuigen/hersenen. En wat bij Descartes onderdelen van het brein waren, worden in de theorie van externalisten onderdelen van het brein, zintuigen en buitenwereld. De zintuigen en het brein zijn het apparaat waarmee de buitenwereld wordt gescand. Bewustzijn van de buitenwereld is bij het externalisme het middels de zintuigen koppelen van het brein aan de buitenwereld. Zonder de buitenwereld zal het bewustzijn altijd anders van vorm zijn, omdat de hersenen nu eenmaal geen afbeelding van de buitenwereld maken of toegespeeld krijgen. De zenuwbanen die de ogen verlaten bevatten te weinig informatie voor een volledig beeld van de omgeving. Het oog en de overige zintuigen pikken op wat de oordeelsvorming nodig heeft, meer niet.
Kijk op van uw computerscherm, en kijk de kamer rond. Doe nu uw ogen dicht, en probeer de kamer voor uw geestesoog te halen. Wat ziet u? Open uw ogen weer. Veranderde uw bewustzijn? Zou een uiterst geraffineerd computerprogramma aangesloten op uw oogzenuwen een beeld geven dat lijkt op het beeld met uw ogen dicht of dat lijkt op het beeld met uw ogen open? Als u denkt dat het beeld lijkt op het beeld met uw ogen open, dan bent u een internalist, en waarschijnlijk een Cartesiaans internalist. Als u zich ook goed het tegenovergestelde kunt voorstellen, dan begint u het externalisme te doorzien.
Dit idee kan niet kloppen, zo zet Dennett uitvoerig uiteen. Want hoe neemt het geestesoog dan weer waar? Zit daar ook weer een Cartesiaans theater in met een geestesoog, maar nu kleiner? En in dat kleinere geestesoog, wat zit daar dan weer in? Enzovoort, ad infinitum. Dennett zegt terecht dat het model van Descartes geen oplossing kan zijn voor de vraag hoe we waarnemen, of de vraag hoe bewustzijn gestalte krijgt. En toch bepaalt Descartes nog steeds de wijze waarop we tegen bewustzijn aankijken. (Dit blijkt ook uit de reacties op De armoede van een brein in een vat, zie dit blog op 2 mei 2008.) Het idee dat de buitenwereld naar binnen moet komen om er een oordeel over te kunnen vellen, of om er bewust van te kunnen zijn, is diep verankerd in onze intuïtieve notie van bewustzijn.
In de afgelopen vierhonderd jaar zijn er veel alternatieven voor het Cartesiaans theater geformuleerd, ondermeer door Dennett zelf, zijn multiple drafts model. Toch gaat met veel van deze alternatieven het aantrekkelijke, intuïtieve idee van Descartes’ model verloren. Een geestesoog dat naar een voorstelling kijkt voelt vertrouwd aan. Wat deed Descartes dan fout? Volgens externalisten niet zoveel. Eigenlijk de enige fout die hij maakte was dat hij naast het gewone oog nog een geestesoog postuleerde dat naar een representatie van de buitenwereld in het brein kijkt. Maar de buitenwereld hoeft helemaal niet in het brein te worden gerepresenteerd! Er is immers al een oog dat naar de buitenwereld kijkt!
Dit laatste is de lastige denkstap van internalisme naar externalisme. De buitenwereld kan volgens externalisten rustig buiten blijven. Neem ter illustratie als uitgangspunt het aloude denken in termen van representaties: De buitenwereld valt op het netvlies. Via de oogzenuwen ontvangen de hersenen informatie aan de hand waarvan een representatie van de buitenwereld wordt gevormd. Die representatie is de basis voor verdere analyses, oordelen en handelingen. Externalisten, nu, zien deze stappen als een overbodige verdubbeling. Waarom zou er in de hersenen een representatie aanwezig moeten zijn van de buitenwereld die vervolgens de basis vormt voor oordelen en acties? Waarom kunnen die oordelen en acties niet direct worden gevormd op basis van de buitenwereld? Waarom zou Moeder Natuur kostbaar hersenweefsel gebruiken voor een representatie van de buitenwereld, terwijl de buitenwereld voorhanden is? (Het is in ieder geval geen intelligent design!)
In het externalisme neemt de buitenwereld de plaats in van haar eigen representatie, en onze ogen en hersenen nemen de plaats in van het geestesoog. Het Cartesiaanse model was niet fout, de lokalisatie van dat model was fout. De ogen/oren/neus/mond/tast in combinatie met de hersenen vormen oordelen, en reageren op de buitenwereld, direct, zonder bemiddeling van een innerlijk beeld, een representatie. Zolang de zintuigen de buitenwereld kunnen aftasten, hoeft deze niet binnen te komen om te kunnen worden beschouwd.
Dus wat bij Descartes het interne beeld en het geestesoog waren, of representatie en oordeelsvorming, dat zijn bij de externalisten de buitenwereld en de zintuigen in combinatie met de daarmee verbonden hersenen. En zoals het bewustzijn volgens het Cartesianisme het resultaat is van projectie en geestesoog, of representatie en oordeelsvorming, zo is bij externalisten het bewustzijn het resultaat van buitenwereld en zintuigen/hersenen. En wat bij Descartes onderdelen van het brein waren, worden in de theorie van externalisten onderdelen van het brein, zintuigen en buitenwereld. De zintuigen en het brein zijn het apparaat waarmee de buitenwereld wordt gescand. Bewustzijn van de buitenwereld is bij het externalisme het middels de zintuigen koppelen van het brein aan de buitenwereld. Zonder de buitenwereld zal het bewustzijn altijd anders van vorm zijn, omdat de hersenen nu eenmaal geen afbeelding van de buitenwereld maken of toegespeeld krijgen. De zenuwbanen die de ogen verlaten bevatten te weinig informatie voor een volledig beeld van de omgeving. Het oog en de overige zintuigen pikken op wat de oordeelsvorming nodig heeft, meer niet.
Kijk op van uw computerscherm, en kijk de kamer rond. Doe nu uw ogen dicht, en probeer de kamer voor uw geestesoog te halen. Wat ziet u? Open uw ogen weer. Veranderde uw bewustzijn? Zou een uiterst geraffineerd computerprogramma aangesloten op uw oogzenuwen een beeld geven dat lijkt op het beeld met uw ogen dicht of dat lijkt op het beeld met uw ogen open? Als u denkt dat het beeld lijkt op het beeld met uw ogen open, dan bent u een internalist, en waarschijnlijk een Cartesiaans internalist. Als u zich ook goed het tegenovergestelde kunt voorstellen, dan begint u het externalisme te doorzien.
1 opmerking:
Een mooi vervolg op de bespreking van de internalistische posities, Ronald. Ik denk dat ik toch maar externalist word. Tuinervaring in de tuin met taart en Twist.
Een reactie posten